339 14 MEI 1970 van de vraagstelling en het antwoord, dat ook een algemene zaak is. Bovendien moet ik nog met grote nadruk stellen dat deze ontslagkwestie onrust heeft gewekt, in de eerste plaats onder het personeel van de bibliotheken, maar dat die bovendien aandacht heeft getrokken in de stad, getuige artikelen in De Stem. Wij mogen dus aannemen dat dit een zaak is die in de publieke belangstelling staat. Het doel van mijn interpellatie zou zijn een antwoord te krijgen van de wethouder op de vragen die eventueel in die interpellatie zouden worden gesteld, waar door die onrust wordt weggenomen en waardoor ook het idee wordt weg genomen dat hier aan een bepaalde persoon onrecht wordt gedaan. Wan neer wij dat doel zouden bereiken zou daarmee de interpellatie al ge slaagd zijn. Is dat antwoord niet bevredigend, dan blijkt daaruit dus dat er verdere stappen moeten worden gedaan en dat er een nader onder zoek moet worden ingesteld." Ik zie daarom niet in waarom een interpellatie op dit moment schadelijk zou kunnen zijn, want of alles is in orde en dan kan de wethouder ons daarvan vanavond nog overtuigen en gaat iedereen tevreden naar huis, of het is niet in orde en dan vind ik het ook een zaak van openbaar belang dat dit duidelijk blijkt. Om deze redenen wil ik nogmaals bepleiten wel toe te staan dat deze interpellatie wordt gehouden, omdat ik het niet houden daarvan in strijd acht met het al gemeen belang. De VOORZITTER: Dit is de argumentatie van de heer von Schmid. Het gaat nog steeds om het toestaan van de interpellatie. Wethouder GIELEN: Dat begrijp ik heel goed en ik zal dan ook niet ingaan op hetgeen de heer von Schmid heeft gesteld. Dan zou ik name lijk ingaan op iets dat wel een interpellatie is. Eén ding moet ik echter toch opmerken, namelijk dat dit hele geval is voorgelegd aan het scheids gerecht ex artikel 29 van het reglement van de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken. Het is een oude regel dat men, als een zaak bij de rechter is, zich daarvan voorlopig abstraheert. De VOORZITTER: Wil men zich nog verder uitspreken over de inter pellatie? De heer VAN CAULIL: De heer von Schmid stelt dat het houden van een interpellatie niet schadelijk zal zijn, terwijl wij toch als regel aannemen dat wij niet in het openbaar over personen spreken. Ik vraag mij echter ook af wat eventueel het nut van een interpellatie is. Ik zou het jammer vinden wanneer wij gezamenlijk de schijn wekken dat wij niet gelukkig zijn met een interpellatie, ik heb namelijk niet graag dat iemand zou kunnen zeggen dat hij niet de gelegenheid heeft gehad. Wanneer de heer von Schmid echter concrete feiten naar voren kan brengen, zou ik hem willen vragen die in een besloten vergadering aan de raad kenbaar te maken. Er zijn namelijk andere manieren dan een interpellatie in het openbaar, die schadelijk kan zijn. Wanneer hij meent over dergelijke argu menten te beschikken, kan hij die wel degelijk in een besloten vergadering naar voren brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 339