340
14 MEI 1970
De heer VAN DER WERFFs Ik zou er met nadruk op willen wijzen
dat het mijns inziens niet in het belang is van de gemeente wanneer
wij ons mengen in het beleid van alle besturen van stichtingen, ook van
gesubsidieerde stichtingen, wanneer er problemen zijn. Stel dat een
voetbalvereniging haar trainer ontslaat. Op dit moment kunnen wij ons
daarmee nog niet bezighouden, maar op korte termijn kan dat misschien
wel en dan kunnen wij in Nederland wel aan de gang blijven. Wij dienen
mijns inziens --en dat is een principieel punt -- een zekere vrijheid
van de gesubsidieerde instellingen, ook van de hoog gesubsidieerde,
te waarborgen. De gesubsidieerde loopt niet aan de leiband van de
subsidiënt.
Ik wil daarbij nog een andere kanttekening maken waarover ik eniger
mate ontsteld ben. Ik krijg namelijk de indruk dat de heer von Schmid
op voorhand de goede trouw van het scheidsgerecht in twijfel trekt.
De heer VON SCHMID: Dat is niet waar, het gaat om de motivering
waarmee men naar het scheidsgerecht gaat. Ik heb niets gezegd over de
betrouwbaarheid van het scheidsgerecht.
De heer VAN DER WERFF: Ik kreeg toch wel de indruk.
De heer VON SCHMID: Dat moet u weten, dat is niet mijn schuld.
De heer VAN DER WERFF: Nee, dat ligt aan uw intonatie.
Ik ben beslist van mening dat de raad, die geen arbitragecommissie
voor personeelsconflicten is, op dit moment het algemeen belang niet
zou dienen met een debat over deze kwestie.
Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK: Iets dergelijks als de heer van der
Werff heeft gezegd had ik ook naar voren willen brengen. Er zijn namelijk
zoveel stichtingen en andere instellingen die door de gemeente gesubsi
dieerd worden. Ook daar kunnen personeelsconflicten ontstaan en zijn er
ook ontstaan. Daar zijn wij niet in gemoeid en heeft men ons ook niet
naar onze mening gevraagd. Ik vraag mij dan ook af of in deze kwestie
alleen de heer von Schmid door het bibliotheekbestuur is benaderd, of dat
dit met meerdere raadsleden het geval is. Ik heb namelijk de indruk dat
alleen de heer von Schmid benaderd is of dat hij er op af gestapt is en
dat kan een zekere reden hebben. Ook ik ben echter van mening dat wij
rustig een uitspraak van het scheidsgerecht moeten afwachten en dat wij
daarna nog alle gelegenheid hebben in het belang van mejuffrouw Klip
huis over deze zaak te spreken, want ik geloof niet dat er iemand onder
ons is die het belang van mejuffrouw Kliphuis niet zal willen dienen.
De heer SPANIER: Ik wil nog even ingaan op een opmerking van de
heer von Schmid. Hij zegt namelijk dat de interpellatie alleen tot doel
heeft te praten over het ontslag van mejuffrouw Kliphuis.
De heer VON SCHMID: Dat is niet juist, dat heb ik niet gezegd.'