342
14 MEI 1970
wordt en als men er dan op door gaat wordt er gesteld dat dat niet mag.
Ddt vind ik nu politiek.
De heer MELZER: Ik wil graag het woord voor een persoonlijk feit.
De heer von Schmid beschuldigt ons ervan dat wij op een bepaald
moment wel een persoon in het openbaar in de belangstelling hebben
gebracht in de raad. Ik geloof echter dat het al of niet met elkaar ver
enigbaar zijn van functies van een wethouder een zaak is die de open
baarheid bijzonder nauw raakt, maar ik wens hier niet in het openbaar
te discussiëren over mejuffrouw Kliphuis en over haar capaciteiten.
De heer VON SCHMID: Dat was ook niet de bedoeling.'
Het interpellatieverzoek van de heer von Schmid wordt hierna in
stemming gebracht en met 29-2 stemmen verworpen.
TEGEN hebben gestemd: de heren van Duijl, Melzer, van Dun, Kroon,
van Caulil, Barij, van der Werff, Goos, mevrouw de Bonte-de Munnik,
de heren Kramer, van Werkhooven, Lohmann, Smit, Mendes, de Raaff,
Vermeulen, Bayens, G. Gielen, mevrouw Stockmann-van der Kallen,
R. Gielen, de Gijsel, Spanjer, Wierckx, van Loon, Brooimans, van
Bijnen, mevrouw Jhger-Middelbeek, de heren van Banning en Jacobs.
VOOR hebben gestemd: de heren Woestenberg en von Schmid.
De VOORZITTER: Dames en heren, dan heb ik nog iets voor u.Er
is vanmiddag een telegram binnengekomen bij het college van burge
meester en wethouders. Wij hebben dat telegram bij u op tafel gelegd,
ik hoop dat u er kennis van hebt kunnen nemen. Dit telegram heeft de
volgende inhoud:
"Verzoeke beleefd en dringend hedenavond te mogen houden interpel
latie inzake openbare werken Breda, huisvesting en woningbouw en aan
wethouder voor cultuur, sport en recreatie". Het verzoek in dit telegram
is ondertekend door het gemeenteraadslid de heer J. Woestenberg.
Ook hierbij is dus de vraag aan de orde of deze interpellatie moet
worden gehouden. Ik wijs u erop dat de interpellatie geen exacte 'vraag
inhoudt en dat naar mijn gevoel ook het onderwerp waarover zou moeten
worden geïnterpelleerd enigermate onduidelijk is. Ik verzoek de raad
wederom zich hierover uit te spreken, waarbij het dus weer gaat --
laten wij ons daaraan houden -- over de wenselijkheid en de noodzaak
van het houden van deze interpellatie. Over het onderwerp zelf kunnen
wij, wanneer de raad eventueel met het interpellatieverzoek instemt,
straks spreken.
De heer WOESTENBERG: U hoeft mij het woordenboek van van Dale
niet uit te leggen, mijnheer de voorzitter. Interpelleren is vragen stel
len. Dat vragen stellen kan in een openbare functie, het kan doodeen
voudig een noodzakelijk kwaad zijn, een recht dat elke volksvertegen
woordiger heeft, in het parlement, in de gemeenteraad of in provinciale
staten. Het is zelfs uw taak en uw plicht de gemeenteraad onpartijdig