34 15 JANUARI 1970 De heer WOESTENBERG: Wanneer hier wordt gezegd dat er niets mag worden gezegd of een zaak of een persoon die zich niet kan ver dedigen, dan kan ik alleen maar antwoorden dat ik zo vaak door de Bredase pers wordt aangevallen, waarin ik mij ook niet kan verdedigen. De heer VAN BANNING: Ik. heb mevrouw Stockmann en de wet houder horen spreken over een andere huisvesting. Als ik de woorden van de wethouder goed heb beluisterd, moedigt hij het bestuur aan daarnaar om te zien. Ik heb in het verleden het vestzaktheater enkele malen bezocht en ik meen dat de huisvesting juist een van de charmes ervan uitmaakt. Het is uiteindelijk een vestzaktheater en ik zou dit dan ook zo geïnterpreteerd willen zien, dat bij de keuze van een andere huisvesting niet zozeer wordt gekeken naar de grootte, men moet namelijk uiterst voorzichtig zijn met de sfeer waarin deze experimenten worden beoefend. Wethouder GIELEN: Ik geloof echt nier dat het de bedoeling is in plaats van de gemoedelijke kleine omgeving van het vestzaktheater te zoeken naar iets van zeer grote omvang. In de laatste alinea van de eerste pagina van het stuk heeft men ook kunnen lezen dat de subsidiering door het rijk min of meer samenhangt met het gebouw dat op het ogenblik ruimte biedt aan het vestzaktheater en dat naar de mening van het rijk deze huisvesting op den duur niet geheel verantwoord is. In verband daar mee zou het wenselijk zijn naar een ander pand om te zien. Geen paleis, maar een ietwat ruimere en beter geaccommodeerde omgeving, met be houd van de sfeer die aan zo'n vestzaktheater nu eenmaal eigen moet zijn. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voor stel van burgemeester en wethouders besloten, met aantekening dat de heer Woestenberg geacht wil worden te hebben tegengestemd. 12. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT WIJZIGING VAN DE GEMEENTEBEGROTING 1969 EN 1970, ONDERDEEL CULTUUR. Teruggenomen zijnde maakt dit voorstel geen onderwerp van beraad slaging uit. 13. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT INTREKKING VAN DE HEFFINGSVERORDENING AANLEGBELASTING. De heer VAN LOON: Ik kan uiteraard kort zijn over dit voorstel. De argumentatie voor het afschaffen van de baatbelasting per 1 januari 1970 verschilt met de motivering die ik bij mijn algemene beschouwing heb gebruikt, maar daar zullen wij ons verder niet druk over maken. Ik spreek er mijn grote vreugde over uit dat het college reeds zo spoedig na de begrotingsbehandeling dit voorstel aan de raad heeft voorgelegd. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 34