350
14 MEI 1970
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achter
eenvolgens overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wet
houders besloten.
10. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BESCHIK
BAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE AANSCHAFFING VAN
ZAND/ZOUTSTROOIERS TEN BEHOEVE VAN HET VERVOERBEDRIJF.
De heer WOESTENBERG: Ik wil er heel kort over zijn. Ik zie hier de
beschikbaarstelling van een krediet voor het aanschaffen van zand/zout -
strooiers. Ik hoop alleen maar dat er, als er straks strooiers genoeg zijn,
ook voldoende zout in voorraad wordt gehouden en er niet zoals in de
afgelopen winter het geval was een tekort aan zout is en dat men er
niet andersom op antwoordt namens het college, want dat vind ik ook
een beetje hypocriet.
Wethouder GIELEN: Er wordt alles aan gedaan om ervoor te zorgen
dat er in het aanstaande winterseizoen over voldoende zout kan worden
beschikt. Wij hebben daar dinsdag in het college nog zeer uitvoerig over
gesproken.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders besloten.
11. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET AANGAAN
VAN KAS GELDLENINGEN MET EEN MAXIMUM LOOPTIJD VAN EEN JAAR
IN HET DERDE KWARTAAL 1970.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
12. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BESCHIK
BAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE OMBOUW VAN EEN DER
KETELS VAN HET KETELHUIS DER CENTRALE WUKVERWARMING
IN WISSELAAR-WEST VOOR HET STOKEN MET AARDGAS.
De VOORZITTER: Ik wijs u op een verbetering die vermeld staat op
de aanvullende agenda, waarin wordt meegedeeld dat "uit dien hoofde
geen aanleiding bestaat tot verhoging van het voorschottarief". Ik neem
aan dat men met deze correctie akkoord gaat.
De heer MELZER: Naar aanleiding van dit voorstel wil ik een verzoek
richten tot het college. Ik blijf het namelijk een droevige zaak vinden
dat ihet aardgastarief dusdanig is dat men uit financiële overwegingen
toch nog overgaat tot het gebruik van zware stookolie, met alle narig
heden die daaraan verbonden zijn, waarbij ik denk aan de volksgezond
heid, aan de schade die wordt veroorzaakt aan verfwerk, wasgoed, enz. Ik
meen dat ten aanzien van de luchtverontreiniging de overheid de eerst ge
roepene is om de nodige stappen te doen. Ik wil het college dan ook nog
maals dringend verzoeken via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten