14 MEI 1970
362
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt achter
eenvolgens overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wet
houders besloten.
27.VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT ONBEWOON
BAARVERKLARING VAN DIVERSE WONINGEN.
De heer VAN DUIJL: Hoewel het natuurlijk bijzonder jammer is dat
wij woningen onbewoonbaar moeten verklaren, wil ik het college toch
verzoeken om woningen die onbewoonbaar zijn verklaard zo spoedig
mogelijk te amoveren en daar als het kan geen dag mee te wachten.
Wethouder VERMEULEN: Ik kan mij deze vraag heel goed voorstellen.
Ik geloof ook dat wij, waar geen andere argumenten zijn om het niet te
doen, er steeds toe overgaan. Vaak echter kan, wanneer een onbewoonbaar
verklaarde woning ligt tussen nog bewoonde en zelfs nog niet onbewoonbaar
verklaarde woningen, deze niet acuut worden afgebroken. Ik ben het dus
met de algemene strekking van deze opmerking wel eens. Alleen moet men
wanneer het om een groot saneringsgebied gaat wel voor ogen houden dat
het gewenst is dat men, aansluitend aan de sloop waardoor een grote open
ruimte ontstaat, ook enige zekerheid heeft dat die ruimte binnen afzienbare
tijd weer gevuld wordt, want anders krijgt men een kwalijke toestand. Ik
kan mij echter volledig verenigen met het principe dat woningen die on
bewoonbaar zijn verklaard zo snel mogelijk moeten worden gesloopt.
De heer van Duijl zegt verder dat het op zichzelf jammer is dat
er in deze tijd waarin er nog zoveel woningnood is woningen onbewoon
baar moeten worden verklaard. Ik heb in het verleden al vaak gesteld
dat ik zie aankomen dat juist in die goedkope categorie de woningnood
niet zal afnemen maar toenemen. In dat verband is het natuurlijk te
betreuren, maar anderzijds moet men toch wel twee dingen tegen elkaar
afwegen. Uit een oogpunt van gezondheid is het nodig dat deze woningen
onbewoonbaar worden verklaard. Dat is een wettelijke procedure en het
gebeurt ook om de mensen te beschermen. Het zou ook wenselijk zijn
om die huizen na onbewoonbaarverklaring acuut te ontruimen, maar
dat kan niet eens altijd.
De heer VAN CAULIL: Ik wil er even op wijzen dat niet alle woningen
die wij onbewoonbaar verklaren eigendom zijn van de gemeente en ik
geloof dat wij moeilijk kunnen zeggen dat wij dat particuliere bezit
zonder meer zullen afbreken wanneer men van plan is de panden voor
andere doeleinden te gebruiken. Ik. meen dat wij daartoe niet het recht
hebben.
Wethouder VERMEULEN: De heer van Caulil heeft natuurlijk gelijk,
maar ik geloof toch dat in 90 van de 100 gevallen dat particuliere eigen
dom ook ligt in te saneren gebieden waarvan wij als overheid de eigen
dom van moeten verwerven. Een onbewoonbaar verklaarde woning is
uiteraard ook voor de eigenaar geen lucratieve zaak. Hij mag er geen
mensen meer in huisvesten, hij mag er wel wat anders mee doen, maar
toch ook niet alles. Met aanvaarding van de correctie meen ik dat die