367 14 MEI 1970 Ik ben wat dit stuk betreft enigszins ongerust, hoewel ik er direct bij zeg dat het een moeilijke zaak is als iemand ongerust is. Ik geloof dat het gemakkelijker is als iemand zegt "ik ben tégen", of "ik begrijp het niet. Ik geloof namelijk dat wij na de algemene beschouwingen bij het overnemen van de motie een zekere spontaneïteit konden bespeuren en ik heb het gevoel dat dat ons een beetje door de vingers glijdt. Als er direct na de algemene beschouwingen een voorstel was gekomen over de plaats van deze zaak in het onrendabel investeringsplan en wij hadden daarover kunnen discussieren, was er geen probleem geweest. Ik geloof echter dat men nu laat doorschemeren dat dat eigenlijk niet nodig is. Nog in maart --ik moet citeren zonder dat er notulen zijn -- zei de wethouder van jeugd, sport en recreatie dat er nog deze zittingsperiode een voorstel komt, maar uit financieel oogpunt zal er wel niet voor het eind van 1970 met de bouw kunnen worden begonnen. Ik ben daarmee akkoord gegaan en als dit vandaag nog geldt hoor ik dat wel. Ik zal gaarne van de wethouder vernemen of er een plan is dat mij gerust kan stellen. Ik meen dat wij ervoor moeten zorgen dat als ons werkenpakket vermindert -- het zwembad Noord gaat er nu uit -- dat het ook weer wordt gevuld. Uiteraard ben ik het eens met de andere zaken in dit stuk. Wethouder VAN BIJNEN: Bij de behandeling van de begroting hebben wij toegezegd dat in het investeringsplan ruimte zou worden gezocht voor het realiseren van een overdekte kunstijsbaan. Dat is zo gebleven. Wij hebben in maart gezegd dat wij de raad nog in deze zittingsperiode, dus voor 1 september, een voorstel zullen doen. Dat blijft zo, ook al zou naar aanleiding van dit stuk enige twijfel kunnen rijzen, omdat toen werd gesproken over het investeringsplan, terwijl wij nu geloven het rendabel te kunnen opzetten, zij het met enige reserve. Er is nog niet in het college beslist dat deze rentabiliteit zal worden aangenomen, maar de belofte die wij hebben gedaan zullen wij handhaven. Wij zullen in 1970 een voorstel doen, met dien verstande dat wij, zoals ik toen reeds heb gezegd, voor de financiering pas mogelijkheden zullen vinden in 1971 omdat -- hiermee kom ik terug op het voorstel van zojuist --in het financieringsschema voor 1970 dit bedrag niet was opgenomen. Het zal wel opgenomen moeten worden in 1971. Dan zitten wij natuurlijk ook in 1971 met de vraag of wij de financiering rond zullen krijgen, want wij weten niet of het daarmee in de loop van de komende jaren beter zal worden. Dat ligt nu eenmaal buiten onze bevoegdheid. Wij houden echter onze belofte dat wij nog in deze zittingsperiode een voorstel zullen doen. Ik hoop dat hiermee de ongerustheid van de heer Kramer is weggenomen, want ik heb gezien dat het in zijn partijprogramma staat en dat zou natuurlijk erg jammer zijn. De VOORZITTER: Blijkbaar niet helemaal.' De heer KRAMER: Het wordt moeilijk er nog iets van te zeggen, vooral wanneer wij over partijprogramma's gaan praten, maar ik neem deze handschoen niet op. Ik vind het leuk dat de wethouder het zo zegt, maar ik wil graag vaststellen dat ik door zijn woorden enigszins ben gerustgesteld. Ik heb begrepen dat de zaak nog helemaal in studie is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 367