372
14 MEI 1970
5. Hoe komt het dat in het geval van twee huizen onder één kap het
ene gezin wel is aangeschreven en het andere niet, ofschoon het even
tuele brand- en explosiegevaar voor beide even groot is?
6. Wanneer in de toekomst mensen worden aangeschreven op grond
van de hinderwet, is het dan mogelijk bij dit schrijven een uittreksel van
de hinderwet te voegen, opdat men precies weet wat de hinderwet inhoudt?
Het is mij namelijk gebleken dat er op dit punt sprake is van veel gebrek
aan kennis en aan misverstand.
7. Is het college voorts niet van mening dat, gezien de brand van
mei 1969, de garantie voor de omwonenden dat er geen gevaar bestaat
niet bepaald overtuigend te noemen is, temeer waar de nieuwe opslag
plaats dichter bij de huizen staat dan de vorige?
8. Kan het college ons de uitdrukkelijke verzekering geven dat
herhaling van de brand van mei 1969 uitgesloten is?
9. Kan het college ons toezeggen dat alle aandacht zal worden
geschonken aan de milieuhygiëne, nu de Teolin-fabriek midden in de
stad staat en niet meer daarbuiten? Weet het college hoe het hiermee
staat en wat is het van plan in dezen eventueel te ondernemen?
Mijn volgende vraag handelt over de kwestie die zich hier heeft af
gespeeld. Ik moet zeggen dat ik met grote aandacht het prachtige ver
haal van de heer van Loon heb gevolgd; ik heb mij zelf namelijk meer dan
één avond beziggehouden met een zeer concreet probleem dat zich in
deze stad heeft afgespeeld over een huizenkwestie en de manier waar
op die is opgelost. Ik wil hierover volkomen zakelijk enkele vragen
stellen, waarbij ik wel wil opmerken dat de vragen die ik schriftelijk
hierover heb gesteld vermoedelijk in verband met de urgentie van deze
zaak nog niet zijn beantwoord. Ik stel voorop dat ik bijzonder blij ben
dat het gezin van Stijnen een woning heeft gekregen, dat is een felicitatie
waard. Op de tribune heb ik o. m. een van de vertegenwoordigers van de
Kabouters gezien die hieraan heeft meegewerkt. Dan volgen nu mijn
vragen.
1. Waarom kon de wethouder van openbare werken maandagmiddag
niet zelfstandig een besluit nemen inzake de kwestie-van Stijnen, die
volgens hem toen een zaak van het college was, maar waarom kon hij
wel een besluit nemen op vrijdag, toen niet het college werd bijeen
geroepen? Ik vind dit een belangrijke vraag, mede omdat ik er nogal
wat mee te maken heb gehad.
2. Welke mogelijkheden hebben Bredase burgers nog om met hun
problemen en verlangens tot het college door te dringen als zelfs de
bemiddeling van raadsleden totaal wordt genegeerd of althans niet in acht
wordt genomen? Nu ik zojuist van de heer van Loon heb gehoord dat hij
met al die klachten zal komen, ben ik bang dat dat ook niet veel zal
helpen.
3. Is het college van plan voortaan iets dat het eerst niet wilde
alleen toe te staan als de Kabouters het eisen?
4. Hoe denkt het college in dit verband over de werking van de
democratische spelregels in onze stad?
5. Raadt het college de raad en de burgers aan om als zij iets
willen bereiken onmiddellijk de hulp in te roepen van de Kabouters
en niet af te wachten of bemiddeling van raadsleden zal slagen?