381
11 JUNI 1970
Men vraagt wel eens wat Breda bij Moerdijk wil, waarop steeds
mijn antwoord is: wat doet Antwerpen tegen de Nederlandse grens bij
Putte en wat doet Rotterdam ten oosten en ten westen van zijn eigen
grondgebied? Ik meen dat het antwoord in alle gevallen hetzelfde is,
namelijk de verbetering van de economie en de werkgelegenheid. Ik
zie ook voor Breda als hoofdstad van West-Brabant een duidelijke taak
en verantwoordelijkheid. Van de zijde van mijn fractie is al herhaalde
malen gesteld dat wij, als wij niet oppassen, in West-Brabant worden
fijngeknepen tussen Rotterdam en Antwerpen en daarom doen wij er goed
aan bij Moerdijk acte de presance te geven, dat wij blijk geven erbij
te willen zijn en niet gelaten afwachten tot de dingen over ons komen.
Het belang voor Breda is ook gelegen in de verst erking van de Bredase
economie, de werkgelegenheid, de aantrekkelijkheid van onze stad als
woongelegenheid, zoals de heer van Loon terecht opmerkte, het onder
wijs en alle zaken die hierop mede betrekking hebben.
Als men mij nu vraagt naar het risico, dan meen ik dat ieder bedrijf
dat men opzet risico's inhoudt, die zal men ook niet uit de weg kunnen
gaan. Ik acht die risico's echter niet zo bijzonder groot. Het gebied ligt
aan een bijzonder druk vaarwater, tussen de twee reuzen Rotterdam en
Antwerpen. Er zijn reeds gegadigden, om te beginnen de Shell, en er
zijn mogelijkheden voor andere belangrijke vestigingen. Ik zou wel
dringend willen adviseren bij het uitgeven van de gronden selectief te werk
te gaan en niet te zeggen dat men die grond zo spoedig mogelijk kwijt
moet. Men zal er rekening mee moeten houden wat een aan te trekken
bedrijf te bieden heeft op het gebied van werkgelegenheid, de economische
uitstraling en last but not least de milieu-hygiëne, want men zal zeker
de luchtverontreiniging die een bepaald bedrijf met zich mee kan brengen
in het oog moeten houden. Dat is een bijzonder grote verantwoordelijkheid.
In de concept-overeenkomst heb ik verschillende dingen aangetroffen
waar ik evenmin als de vorige spreker erg gelukkig mee ben. Om het wat
gemakkelijker te maken en mijn betoog te bekorten kan ik er nog bij
vermelden dat de bezwaren zoals die in de provinciale staten door onze
fractie naar voren zijn gebracht, door ons volledig worden onderschreven.
Daar kunt u bij uw verdere besprekingen dan ook rekening mee houden.
De in artikel 4 genoemde bestuursorganen zullen geen ambtelijke
clubjes mogen zijn, dat dient een bestuur te zijn van een dynamisch
geleid bedrijf, waarbij de keuze van de voorzitter een grote rol zal
moeten spelen. De raad van bestuur bestaat volgens artikel 5 sub 1 uit
18 leden. Ik geef echter de voorkeur aan een oneven aantal. Artikel 7 is
analoog aan het bepaalde in de gemeentewet, bij artikel 9 sub 3 zou ik
bijzonder graag ook de gemeenteraad genoemd zien. Waar in artikel 9
sub 4 staat: "Gedurende deze termijn kunnen gedeputeerde staten .enz.
zou ik graag zien dat dit 'kunnen" wordt gewijzigd in "moeten". Artikel 10
vervolgens luidt: "De raad van bestuur is bevoegd de belastingen te heffen,
bedoeld in artikel 149 der provinciewet. Ik hoop dat hiermee geen andere
regelingen worden doorkruist. Dan hoofdstuk V, het dagelijks bestuur,
waarvoor hetzelfde bezwaar geldt als bij de raad Van bestuur. Ook hier
zou ik graag een oneven aantal leden zien, terwijl dit ook zeker dient
te worden uitgebréid met een gemeenteraadslid uit elk der deelnemende
gemeenten. Wat artikel 25 betreft zou ik willen pleiten voor de grootst