384 11 JUNI 1970 Artikel 31 lid 2 vervolgens luidt: ''Wanneer het een rechtsgeding of buitengerechtelijke rechtshandeling betreft tussen het schap en een der deelnemende gemeenten en de burgemeester van de betrokken gemeente is voorzitter van het schap, wordt het schap in bedoeld geding door de plaatsvervangend voorzitter vertegenwoordigd. Ik ben echter van mening dat ook als een wethouder voorzitter zou zijn, zijn betrokkenheid met de gemeente die in rechtsgeding is met het schap even groot is en dat ook dan een plaatsvervangend voorzitter zal moeten optreden. De heer VON SCHMID: Na alles wat er door de voorgaande sprekers reeds is gezegd kan ik kort zijn. Ik geloof dat ik algemeen bekend mag veronderstellen dat, zoals al enkele malen is gezegd, de voorgeschiedenis van het schap niet uitmunt door democratische voorbereiding. Dat zal mede van invloed zijn geweest op het feit dat het voor ons liggende stuk "niet van deze tijd" is genoemd, maar daar zal ik verder niet bij stilstaan. Ik. meen te moeten instemmen met hetgeen door de andere sprekers is gezegd, namelijk dat het van eminent belang is dat deze Shell-vestiging er komt in West-Brabant. Een ander belangrijk punt waarop hier is gewezen is de positie van Breda tussen de grote industrie gebieden van Rotterdam en Antwerpen. Ik geloof dat wij alles in het werk moeten stellen om de positie van Breda te versterken en wanneer dus de vraag wordt gesteld of wij actief moeten deelnemen in een dergelijke gemeenschappelijke regeling, dan kan ik daarop slechts antwoorden met een volmondig "ja". Daarbij komen echter wel aan de orde de dingen die voor Breda van belang zijn, zoals de kwestie van de dienstverlening, de milieu-hygiëne en alle andere zaken die zijn genoemd. Wanneer wij ons op die punten zeker kunnen stellen, sluit ik mij geheel aan bij het geen de voorgaande sprekers hebben gezegd -- ik ben blij dat die geluiden hebben geklonken namelijk dat het reglement dan zodanig moet zijn dat wordt voldaan aan de democratische spelregels. Dan dient er inder daad een of andere vorm van inspraak te zijn en dient ook het aandeel van de gemeente Breda -- dus ook van de gemeenteraad -- duidelijk geformuleerd te worden. Ik weet niet of dat mogelijk is, maar ik meen dat de opmerking van de heer Spanjer en anderen over het nemen van een principebesluit zeer juist is. Daarna zal dan in een volgende vergadering tot een zodanig reglement kunnen worden gekomen, in overeenstemming met de verschillende wensen die hier naar voren zijn gebracht, dat de democratisering en het aandeel van Breda werkelijk verzekerd zijn. De heer WOESTENBERG: Ik heb hier al meer gesproken over klaar gemaakte verhalen en daarop lijkt dit ook heel veel. Ik heb hier een brief voor mij liggen van D'66, waarin men zich beklaagt over gebrek aan informatie. Ik meen echter dat juist D'66 meer dan genoeg informatie kan krijgen in de eerste plaats uit de vele krantenberichten die er zijn ge weest. Bovendien is er ook nog parlementaire voorlichting, wanneer zij daarvan gebruik willen maken. Deze klacht is dus volkomen overbodig. Wat punt 2 van de brief betreft, waarin men stelt dat het bedrag van 317 miljoen al 600 miljoen is geworden -- en het zal nog wel 1 mil jard worden ook -- zou ik willen stellen dat er geld genoeg is in de wereld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 384