386
11 JUNI 1970
Ondanks het feit dat ik wel degelijk het belang van deze zaak inzie,
maak ik mij toch ook enigszins ongerust wanneer ik denk aan wat er
in Rotterdam allemaal is gebeurd en waarvan een ieder zeker zo goed
op de hoogte is als ik. Wie de moeite neemt van Rotterdam naar Oost-
voorne te rijden, komt door een gebied waar het voor de mensen afschu
welijk is om te wonen en te leven en waar het voor de kinderen vrijwel
onmogelijk is frisse lucht te ademen en gezonde ontplooiing te vinden.
Ik vind dat een zeer zwaar wegend punt. Voorlopig zullen wij hier heus
niet zo'n gigantische industrie krijgen, maar men moet wel bedenken
dat Rotterdam na de oorlog ook nog maar heel klein was in vergelijking
tot nu. Pas na de oorlog is dat gebied zo enorm uitgegroeid, waarbij
Shell-Pernis het ene dorp na het andere opgeslokt heeft. Voor de mensen
zijn daarvoor in de plaats gekomen hoge torenflats, in Hoogvliet bijvoor
beeld, waar het voor hen echt niet zo aangenaam wonen is. Ik weet wel
dat het economisch op een gegeven moment noodzakelijk zal zijn, ook
voor de werkgelegenheid in West-Brabant, dat er hier een dergelijke in
dustrie komt, maar ik zou toch willen waken voor een te grote uitbreiding.
Men zal mij misschien antwoorden dat die uitbreiding er in ieder geval
niet kan komen zolang deze regeling van kracht is, maar in elke regeling
kunnen veranderingen worden aangebracht wanneer het bestuur dat op een
gegeven moment noodzakelijk vindt en elk gebied kan dan worden uitge
breid. Ik houd mijn hart, vast wanneer ik denk aan de grootte van Shell-
Pernis. Wanneer het hier even groot wordt, is ook Breda straks een stad
waarin niet te leven valt, want het gebied is dan ongeveer even groot
als tussen Rotterdam en Oostvoorne.
Dit is wat ik wilde opmerken in verband met het onmogelijke leef
klimaat voor de mensen die in zo'n omgeving moeten wonen. Wij hebben
hier een prachtig gebied, juist het gebied waar deze industrie moet komen
is nog mooi en landelijk. Mensen uit de Randstad Holland komen hier
's zondags verpozing zoeken en in hun vakanties, maar ook dat gaat dan
verloren. Ik wil daar nogmaals voor waarschuwen en mijns inziens kunnen
hiervoor alleen maar waarborgen worden gegeven door de samenstelling
van de raad van bestuur. Die raad van bestuur zal zodanig moeten worden
samengesteld dat er een voldoende vertegenwoordiging van de burgerij in
zit, opdat wij er zeker van kunnen zijn dat er gewaakt wordt voor de 'be
langen van de mensen die er moeten wonen en leven. Ik wil dit als een
zeer zwaar wegend punt naar voren brengen, dat ik zeker in de definitieve
regeling opgenomen wil zien.
De heer SMIT: In het eerste deel van haar betoog heeft mevrouw de
Bonte enige opmerkingen gemaakt die ik ook naar voren wilde brengen.
Ik zal proberen geen overbodige dingen te zeggen, maar alleen hetgeen
zij heeft gezegd nader te adstrueren.
Er is hier door iedereen vele malen gesproken over het nemen van een
principebesluit. Het is de vraag wat wij daaronder moeten verstaan. Ik
heb het vermoeden dat de meningen daarover verdeeld kunnen zijn en
daarom meen ik dat het goed is de vraag te stellen of deze twee vormen
van het nemen van een principebesluit de vormen zijn waarover de ge-
dachtenwisseling zich verder zou moeten ontwikkelen.