388 11 JUNI 1970 het mijne nog aan toevoegen en zal dit in mijn betoog verder uitbouwen. Natuurlijk kent iedereen dat streekplan, maar ik meen dat het toch zin vol is u bij deze gelegenheid te wijzen op een paar facetten van dit streekplan die naar mijn mening de argumentatie voor de deelname van Breda in het industrieschap sterk beklemtonen. Wanneer ik nu een keuze doe zie ik dat wanneer in dit gebied wordt gesproken van ontwikkelingszones, daarmee in de eerste plaats wordt be doeld de zone die wordt gevormd door de centra Etten-Leur, Breda, Oosterhout en de Dongemond, welke zone functioneel gekoppeld is aan de Moerdijk-industrialisatie. Verder is Breda daar als hoofdcentrum voor geheel West-Brabant direct bij betrokken. Ik zal u daar niet al te lang mee bezig houden, maar ik meen dat in het streekplan bijzonder duide lijk wordt gesteld dat de gewenste versterking van de positie van Breda als gewestelijk hoofdcentrum van West-Brabant vooropstaat. Zij is te funderen op de ontwikkelingskrachten van industriële diensten van de woonfunctie. Ik meen te mogen stellen dat bij de industrievestiging aan de Moerdijk die woonfunctie en dienstenfunctie voor Breda van enorm groot belang kunnen zijn. Het streekplan vervolgt dan met te zeggen dat deze mede moeten worden gezien in verband met de Moerdijk industrialisatie. Daarmee kom ik op een heel belangrijk punt in het streekplan, namelijk daar waar gesproken wordt over de interne verkeersverbindingen. In het streekplan wordt melding gemaakt van het feit dat ten gunste van het industriegebied Moerdijk de verbinding met Breda, dat als een belangrijk verzorgingscentrum voor dit gebied moet gaan functioneren, wordt ver beterd. Dit in antwoord op de opmerking van de heer Melzer die een pleidooi heeft gehouden voor een wegverbinding Breda-Moerdijk. Wat dat betreft kan ik zeggen dat de voorbereiding van het tracé voor deze verbinding, die een duidelijk provinciaal karakter heeft, bij de provin ciale waterstaat op gang is. Het college van burgemeester en wethouders heeft daar vele malen op aangedrongen. Wij hebben zelfs gezegd dat -- de tijd dringt namelijk --de gemeente Breda verplicht zal zijn zelf de voorbereiding ter hand te nemen wanneer de provincie dat niet zou doen. Teneinde --en dat is mijn laatste citaat --de maximale uitbouw van Breda te verzekeren, is Breda in een ontwikkelingszone met Moerdijk opgenomen. Vervolgens wil ik graag, omdat dit een fundamentele zaak is -- niet alleen voor de raad maar ook voor het college -- het reglement dat voor u ligt aan een nadere beschouwing onderwerpen. Verschillende uwer hebben gevraagd of op dit moment niet kan worden volstaan met het nemen van een principebesluit. Door de vele opmerkingen die daarover zijn gemaakt is mij duidelijk geworden dat een zaak zeker fundamenteel is en wel de bestuurssamenstelling. De heer Melzer heeft zijn voorkeur uitgesproken voor een oneven aantal leden, terwijl o. m. de heer van Banning heeft bepleit het dagelijks bestuur niet uit zes, maar uit twaalf leden te doen bestaan. Mijn eerste indruk is dat het dagelijks bestuur dan wat aan de grote kant zou zijn. Veel meer fundamenteel echter zijn de opmerkingen die zijn gemaakt over de artikelen 5 en 17. In artikel 5 wordt gesproken van de burgemeester of een ander lid van het college, die deel uitmaakt van de raad van bestuur. Ik moet u zeggen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 388