389 11 JUNI 1970 dat ik persoonlijk niet helemaal gelukkig ben met dit artikel. Ik kan mij voorstellen dat er een ander lid van het college wordt aangewezen, ik ben ervan overtuigd dat degene die in het college de portefeuille van economische zaken beheert veel beter die functie in de raad van bestuur kan vervullen dan ik. Dat meen ik van harte. Het college van burgemeester en wethouders is dan ook bepaald niet gelukkig met deze formulering en is met u van mening dat ernstig moet worden gestreefd -- u hebt dit als voorwaarde gesteld, ik kom daar straks nog even op terug -- naar wijziging van deze formulering, in die zin dat de aan wijzing van de leden van de raad van bestuur volledig kan geschieden door de gemeenteraad. Ik meen dat wij wel akkoord kunnen gaan met hetgeen is gesteld in lid b. een lid aan te wijzen door en uit de raad van elk der deelnemende gemeenten, en c.een lid aan te wijzen door de raad van elk der deelnemende gemeenten. Ik meen zonder meer te kunnen zeggen dat de aanwijzing van dat eerste lid, welis waar op voordracht of op aanbeveling van het college van burgemeester en wethouders --de heer van Loon heeft in dit verband geloof ik de term "een van de drie" gebruikt -- door de raad kan gebeuren. Wij zijn althans van mening dat het zo zou moeten. Aan de andere kant zal men begrijpen dat deze wijziging ook door de andere partners zal moeten worden aanvaard, maar daar kom ik straks nog even op terug. De heren Kroon en Melzer hebben opgemerkt dat in de gemeente Klundert be zwaren van dezelfde aard naar voren zijn gekomen, alsook in de ge meente Hoge en Lage Zwaluwe, die daaruit de consequentie heeft getrokken de regeling te verwerpen. Tenslotte zijn ook in provinciale staten --ik heb mij daar vandaag nog van overtuigd -- dergelijke opmerkingen naar voren gekomen. Uit het contact dat ik vandaag met het provinciaal bestuur heb ge had, alsmede met de bestuurders van de gemeenten Klundert, Hoge en Lage Zwaluwe en Zevenbergen, is mij duidelijk geworden dat daar de algemene overtuiging leeft dat --ik heb dit ook met de commissaris der koningin besproken -- wanneer in beginsel een akkoord kan worden bereikt, men ook heel snel om de tafel moet kunnen gaan zitten om deze regeling in orde te maken. De urgentie van deze zaak brengt dat met zich mee. Ik geloof dat ik hiermee ben ingegaan op de fundamentele bezwaren van vele raadsleden. In mijn samenvatting zal ik er straks nog op terug komen. Wanneer de heer van Loon zegt dat de regeling in deze vorm voor zijn fractie niet acceptabel is, geloof ik dat hij zich in het redelijk goede gezelschap bevindt van het college van burgemeester en wet houders. Ook de heer Spanjer heeft gesproken over een principebesluit, waar bij hij heeft gevraagd wie nu eigenlijk de deelnemers zijn, een vraag die nadien herhaald is. Ik kan daarop antwoorden dat volgens de regeling zoals die thans op tafel ligt de gemeenteraden de deelnemers zijn. De gemeenteraden dienen dus de beslissingen te nemen. Bovendien heeft hij de opmerking gemaakt dat er geen of weinig overleg is gepleegd met de kleine gemeenten en dat deze te weinig zijn gekend in de voor geschiedenis. Naar aanleiding daarvan zou ik willen opmerken dat deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 389