390
11 JUNI 1970
kleine gemeenten -- hij bedoelt Zevenbergen, Klundert en Hoge en
Lage Zwaluwe -- vanaf het allereerste begin niet alleen alle contac
ten hebben bijgewoond, maar daarin ook zeer stimulerend zijn opgetre
den. Dit geldt wat de hele planologische vormgeving van het industrie
gebied Moerdijk betreft en de vaststelling van het bestemmingsplan,
het structuurplan van die drie gemeenten en de goedkeuring van gede
puteerde staten van dat plan, waarover de provinciale staten zich in een
apart stuk hebben uitgesproken, alsmede de contacten van de Zekluza-
gemeenten met Rotterdam en het provinciaal bestuur. In een later stadium
is ook Breda bij die ontwikkeling betrokken, omdat Breda -- ik heb dat
aan het begin van mijn betoog al verteld --nu eenmaal wat meer kar
doen op technisch gebied bij de ontwikkeling van de bestemmings
plannen en de wegenstructuur. Daarnaast zijn daar natuurlijk bij beirokken
de Rijks- en de Provinciale waterstaat, de Provinciale Planologische Dienst,
enz.
De heer Melzer heeft naast andere zaken speciaal gesproken over de
werkgelegenheid. Hij heeft, gezegd dat die ook vanuit Moerdijk gestimu
leerd zal worden en dat hij om die reden de ontwikkeling van Moerdijk
en de deelname van Breda van groot belang acht. Wat die werkgelegen
heid betreft wil ik graag een enkele opmerking maken, omdat ik bevoegd
ben u een aantal cijfers daarover te noemen die ik zeer recent heb ont
vangen. Van de kant van de Shell is mij meegedeeld dat vanaf 1972
ongeveer 3500 mensen uit de aannemerswereld bij de bouw van hun
industrieën betrokken zullen zijn. Dit betreft bouwkundigen, werktuig
kundigen en elektromonteurs. Wat het bedrijf zelf betreft, is de veiwachting
dat er in 1972 nog slechts enkele honderden mensen zullen werken, welk
aantal in 1974 echter groeit tot ruim 400, waarna er een gestadige toename
is te verwachten met ruim honderd per jaar. Voor mijzelf heb ik de ver
gelijking gemaakt dat in Pernis op dit moment op een gebied van 450 ha
5500 mensen werken, waarbij ik aanteken dat het gebied van de Shell in
Moerdijk een oppervlakte heeft van 500 ha.
Ik meen hiermee tevens de heer Kroon te hebben beantwoord, althans
ten dele, die heeft gezegd dat er in Klundert, Zevenbergen en Hoge en
Lage Zwaluwe soortgelijke opmerkingen zijn gemaakt. Ik geloof dat deze
verzamelde opmerkingen -- behalve de fundamentele die zijn genoemd --
zeker deel moeten uitmaken van een nader beraad, waarvoor de plannen
al zijn gemaakt wanneer men hiermee in principe akkoord gaat.
Met de opmerkingen van de heer von Schmid kan ik volledig instem
men. Hij spreekt over de versterking van de positie van Breda en stelt
dat wanneer nu een principebesluit wordt genomen wij later eventueel
opnieuw kunnen vergaderen. Ik wil daarbij opmerken dat wanneer het
nader overleg leidt tot wijzigingen in de regeling -- hetgeen in hoge
mate waarschijnlijk is -- de gewijzigde regeling vanzelfsprekend tei
beoordeling en ter goedkeuring aan de raad zal worden voorgelegd.
Mevrouw de Bonte heeft een uitermate belangrijke zaak aangesneden,
namelijk de kwestie van het leefklimaat. Zij heeft dat met voorbeelden
toegelicht en de waarschuwing uitgesproken dat tegen deze grote gevaren
moet worden gewaakt. Ik ben het helemaal met haar eens, maar ik be
twijfel of wij de oplossing van dit probleem uitsluitend kunnen vinden
in de samenstelling van de raad van bestuur. Vanzelfsprekend zal dat