424
25 JUNI 1970
gerechtvaardigd zijn en ik geloof dat wij daar nog geruime tijd mee
zullen moeten doorgaan.
Ik heb de heer van der Werff jaren geleden, ik geloof dat het was
ter gelegenheid van een begrotingsbehandeling, eens horen zeggen
dat de culturele uitgaven van Breda wel eens zo hoog zouden kunnen worden
dat wij ermee zouden moeten stoppen en dat hij in het geheel geen bezwaar
zou hebben tegen een "cultuurpendel", zohls hij dat toen uitdrukte. Dat
kwam er dus op neer dat de Bredanaars, wanneer zij een concert of een
toneelvoorstelling zouden willen bezoeken, hun heil maar buiten Breda
zouden moeten zoeken. Later, toen de heer van der Werff lid werd van
provinciale staten, heb ik mij afgevraagd of hij daar hetzelfde standpunt
innam, want als dat niet het geval zou zijn, zou hij Breda en de inwoners
van Breda hebben gediscrimineerd.
Nogmaals, ik meen namens mijn fractie te mogen zeggen dat wij
voorstanders zijn van blijvende subsidiëring van het Brabants Orkest en
het Zuidelijk Toneel.
De heer KROON: Als ik zo de cultuurspecialisten hoor, dan spijt het
mij dat de cultuurspecialist van mijn fractie nog niet aanwezig is. Uit
de woorden van die cultuurspecialisten blijkt namelijk wel duidelijk
dat er heel wat in beweging is in de culturele sector. Met uitzondering
van de heer Mendes die -- mijns inziens terecht -- nog steeds op het
standpunt staat waarop hij altijd gestaan heeft, wijzen zij er op dat wij
er in de toekomst op bedacht zullen moeten zijn dat er een andere regel
zal moeten worden gevolgd.
Een van de zaken waarover ik mij in het verleden nogal druk heb ge
maakt is de kwestie van het subsidiëntenoverleg. Ik heb altijd gesteld
dat wij eigenlijk door dit subsidiëntenoverleg als gemeenteraad van Breda
enigermate gevangen zitten. Ik heb zelfs nadrukkelijk gesteld dat wij
de gevangene worden van dat subsidiëntenoverleg en dat wij niet precies
ons standpunt kunnen bepalen. Dat is nu juist hetgeen waarover de heer
van Dun heeft gesproken toen hij zei dat zich nu een wijziging aandient
in het cultuurpatroon. Hij heeft weliswaar op dit moment geen bezwaar
tegen deze subsidie, maar, aldus de heer van Dun, daaraan zijn drie
"maren" verbonden. Omdat wij gedurende een drietal jaren aan dit
subsidiëntenoverleg gebonden zijn, kunnen wij moeilijk anders dan deze
subsidie toekennen. Wij hebben dit punt in onze fractie besproken, het
spijt mij dat de heer Kramer niet aanwezig is. Wij zijn van mening
dat deze subsidie moet worden verleend, maar wij betreuren het dat wij
ook nu weer, juist nu er een verandering van het cultuurpatroon aan de
gang is, in feite gevangenen zijn van dit overleg en dit niet van jaar
tot jaar kunnen bekijken.
Het is in het verleden ook al eens gebeurd dat wij ernstige beden
kingen hadden en dat wij besloten het voor één jaar te doen en dan een
volgende keer weer nader te bekijken. Ik geef toe dat het voor de ge
zelschappen moeilijk is in verband met hun planning, maar aan de andere
kant moet men ook begrip hebben voor het feit dat het voor ons als ge
meenteraad moeilijk is ons voor drie vier jaar vast te leggen. Ik wil
het college daarom in overweging geven om, evenals in het verleden
een enkele maal is gebeurd, deze subsidie niet verder vast te leggen