431 25 JUNI 1970 De heer Mendes citeert het standpunt dat ik enkele jaren geleden heb ingenomen ten aanzien van de culturele pendel. Ik meen echter d; te weten dat ook de Partij van de Arbeid voorstander is van schaalver- vi groting. Welnu, er zijn in Tilburg en in Rotterdam bijzonder mooie d< en aangepaste ruimten, die op een gunstig tijdstip zijn gebouwd maar a; zelfs daar een zware last betekenen voor de gemeentelijke begrotingen. Beide plaatsen zijn gemakkelijk bereikbaar, wat is er dan tegen dat de is Bredase burgerij --in feite de burgerij van geheel West-Brabant -- st zich in het daar gebodene verlustigt? Zij moet zich dat bepaald niet rr laten ontgaan. Ook hier hebben wij echter een schouwburg met een hi aanvaardbaar opgeknapt toneel en entourage. Ik meen zelfs dat van E: deze zijde twee jaar geleden is gesteld dat het voor die zeven ton toch zeker tien jaar mee moet, dus ik hoop dat wij er in elk geval nog acht jaar mee zullen kunnen doen, ik vertrouw daar ook op. Dit aan het di adres van de heer Mendes. Bovendien beschikken wij over het Turfschip met een schitterende, akoestisch verantwoorde accommodatie -- zo is mij althans verteld, ik ben niet zo musisch op dat punt --, waardoor ei het orkest volledig tot zijn recht komt. Ik zou hier niet willen spreken V over de provinciale uitgaven, de wethouder heeft daar al iets over ge- ii zegd, noch over het standpunt dat ik heb ingenomen in de staten, hoewel ik, als ik de uitlatingen van de partijgenoot van de heer Mendes de heer Einmahl lees, daar soms wel eens behoefte aan heb. Ik zal dat hier echter nalaten. Ik ben blij met de toezegging dat een nader onderzoek zal worden in- H gesteld door de sociografische dienst. Ik geloof namelijk dat het cijfer materiaal op zichzelf ook een richtwijzer kan zijn voor de mogelijk heden die er in de toekomst zijn voor hetgeen wij coüte que coüte op g basis van de belangstelling zullen moeten laten bestaan dan wel zullen o moeten afsnijden. Toch betreur ik het enigermate dat de wethouder nog- v maals het feit heeft benadrukt dat, terwijl wij van de leden van het Brabants o Orkest kunnen zeggen dat van hun persoon en hun persoonlijkheid een cul- is turele uitstraling zal uitgaan, wij dat van de spelers van het Zuidelijk n Toneel zullen moeten missen terwille van de culturele contacten van d Amsterdam of van de fliepeltjes of flappeltjes of hoe dat ook moge n heten. o Tenslotte willen wij gaarne het college en in het bijzonder de be- trokken wethouder lof toezwaaien, omdat in feite de positie van Breda is in het totale kostenpakket de gunstigste van alle participanten is. II o De heer MENDES: Ik heb in deze raad nog nooit iets anders beluisterd dan terughoudendheid ten opzichte van de subsidiëring van het Zuidelijk o Toneel, het Brabants Orkest en indertijd ook het Brabants Conservatorium, h dat nu is overgenomen door het rijk. Toen -- het is al jaren geleden -- z werd dit helemaal niet gelieerd met moderne en experimentele kunst- n uitingen, er werd hier altijd gemopperd tegen deze subsidies. a o De heer VAN WERKHOOVEN: En terecht.' r; z De heer MENDES: Dat weet ik niet, ik vond het niet terecht. a

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 431