433 25 JUNI 1970 Naar aanleiding van de opmerking over de andere gemeenten kan ik zeggen dat in de regeling voor het subsidiëntenoverleg staat dat de zaak stilzwijgend voor drie jaar wordt voortgezet als men niets zegt. Als men wil opzeggen moet men dat een jaar tevoren doen, voor 1 sep tember. In Eindhoven hebben burgemeester en wethouders aan de raad meegedeeld dat men rustig doorgaat voor de volgende drie jaar, tenzij de raad uiterlijk in de augustus-vergadering laat blijken het er niet mee eens te zijn. Ik zeg dit opdat men weet hoe het in andere gemeenten gaat. Den Bosch doet het op dezelfde manier, terwijl men in Tilburg daarom trent nog geen besluit heeft genomen. Naar aanleiding van de vraag van de heer van Dun heeft de voorzitter zojuist gevraagd of hij daar direct antwoord op wilde hebben. Ik hoop dat als er andere initiatieven komen de cultuurpot verruimd zal kunnen worden, maar ik kan hem daarover geen enkele zekerheid verschaffen. Deze zaken zullen zeker in de nieuwe raad aan de orde komen, ik kan daarover op dit moment geen enkele toezegging doen. De heer van der Werff is nog even teruggekomen op de toneelspelers die niet willen verhuizen. Men moet daar niet te licht over denken. Men heeft kunnen zien in hoe korte tijd het gehele toneelbeleid kan veranderen. Als ik toneelspeler was, bleef ik voorlopig rustig zitten waar ik zat, omdat niemand weet welk toneelbeleid er morgen weer zal worden gevoerd. Zo als men weet is in 1967 met één pennestreek het gehele toneelbeleid ge wijzigd, men weet ook dat er een rapport is geweest van drie mensen die het toneelbeleid op weer een geheel andere manier willen schoeien. Bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk wordt hard over deze zaak gedacht. Een toneelspeler zal in deze omstandigheden dan ook blijven waar hij is, want hij weet nooit wat er morgen weer met zijn gezelschap zal gebeuren. Tenslotte wil ik nog opmerken dat wij, als ik zo af en toe wat pessi mistische geluiden hoor, behalve van de heren Mendes en von Schmid, ons gelukkig mogen prijzen dat wij deze twee gezelschappen in Brabant hebben. Iemand die regelmatig de toneelvoorstellingen van het Zuidelijk Toneel en de concerten van het Brabants Orkest bezoekt kan het alleen maar betreuren dat men daar niet voor in de rij staat. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voor stel van burgemeester en wethouders besloten. 6. PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE DE RESERVEPOSITIE VAN DE GEMEENTE. De heer VAN LOON: Allereerst wil ik opmerken dat ik blij ben dat deze nota nog in deze raadsperiode ter sprake wordt gebracht. Ik geloof niet dat dit een stuk is dat zich leent voor een gedetailleerde behande ling in een openbare vergadering en daarom zal ik mij beperken tot de grote lijnen. Ik. heb grote waardering voor de uitgebreide en overzichtelijke inven tarisatie, die duidelijk aangeeft welke reserves wij hebben, wat wij met. die reserves doen, gedeeltelijk hoe die zijn ontstaan, maar aan de andere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 433