444
25 JUNI 1970
Een van de kenmerken van het bestuur is dat er een zo goed mogelijk
inzicht bestaat in de noodsituaties in de stad, zo die er zijn, opdat
de belangen tegen elkaar kunnen worden afgewogen en een duidelijke
keus kan worden gedaan. Zodoende laat men de beslissingen niet aan het
toeval over, die men achteraf misschien zou betreuren omdat dan niet
meer zou kunnen worden voldaan aan een noodsituatie die zich later
voordoet. Dat wil natuurli jk niet zeggen dat daarmee het leven uit de
raad zou moeten worden gehaald, ik geloof dat met deze voorstelling
van zaken de kwaliteit van het bestuur alleen maar kan worden versterkt.
Het verschil van opvatting tussen het college en de heer Kroon blijft hier
mee weliswaar bestaan, maar mogelijk kan hij na deze toelichting be
grip opbrengen voor deze stellingname van het college.
De heer van Banning heeft zich bij dit stuk aangesloten en het in grote
lijnen ondersteund. Hij heeft daarbij gevraagd -- mogelijk zelfs terecht,
omdat dit bij een dergelijk inzicht in de lasten wel eens aan bod zou kun
nen komen --of het wellicht aanbeveling verdient een last die anders
in de komende jaren te groot zou kunnen worden, in bepaalde jaren
langzaam in het budget te verwerken, zodat de toename van het budget
in de jaren daarna enigszins kan worden beperkt. Ik meen dat dit een punt
is dat na kennisneming van de wensen, noodzakelijkheden en mogelijk
heden op een bepaald moment aan de orde zal kunnen komen.
Vervolgens heeft de heer van Banning een aantal detailopmerkingen
gemaakt, waarbij hij heeft genoemd het onderhoudsfonds schilderwerk
politiebureau, waarvan hij graag de naam veranderd wil zien in "onder
houdsfonds politiebureau". Ik wijs de raad er op dat wij dit stuk bewust
na contact en overleg met alle betrokkenen hebben opgesteld, omdat
er ons veel aan gelegen is dat de betrokkenen zelf, zoals de verant
woordelijke directeuren en chefs en alle anderen die bij een reserve
betrokken zijn, duidelijk motiveren wat de functie en de betekenis van
zo'n reserve is. Ik ben gaarne bereid de suggestie van de heer van Banning
met de politie op te nemen om na te gaan of dat wellicht een betere be
naming is, maar zonder overleg met de politie wil ik hem niet graag
een toezegging in dezen doen. Aan de positie verandert dit in feite niets,
omdat de politie selfsupporting is.
Hetzelfde kan ik zeggen met betrekking tot het slachthuis. Ik weet
niet of mijn collega Gielen daarop straks of op een ander moment nog
wil ingaan, maar aangenomen wordt dat het slachthuis neutraal staat
wat het budget betreft. Hetgeen daarvoor is gereserveerd blijft in het
slachthuis, opdat met die reserve ook in de toekomst quitte kan worden
gespeeld. Dat is iets wat tot de taak van de directeur van het slacht
huis behoort. Of daaraan kan worden voldaan kan eventueel bij de be
handeling van de begroting voor het slachthuis aan de orde komen, opdat
de directeur van het slachthuis en de verantwoordelijke wethouder een
stem in het kapittel kunnen hebben.
Vervolgens heeft de heer van Banning gevraagd hoe hoog het plafond
van de risicoreserve dient te zijn. Ik kan deze vraag op dit moment
niet beantwoorden, maar ik zeg hem graag toe dat ik daarop later zal
terugkomen. Ik heb de besprekingen daarover meegemaakt en daarom
waag ik mij helemaal niet aan deze reserve. De zaak is buitengewoon