447
25 JUNI 1970
te gaan dan ikzelf. Op mijn vraag of de wethouder in noodgevallen bereid
is de rente van de reserves beschikbaar te stellen, antwoordt hij dat hij
niet alleen bereid is die rente ter beschikking te stellen, maar zelfs de
reserves. In dat verband stelt hij dat het eigen kapitaal naar de algemene
reserve is overgebracht om er gemakkelijker over te kunnen beschikken.
Wel stelt hij daarbij twee voorwaarden: het mogen geen toevallige be
slissingen zijn en daar ben ik het helemaal mee eens.
Bij de tweede wordt mijns inziens het verschil gedemonstreerd dat er
is tussen de wethouder en mij. Materieel verschillen wij niet van mening,
als ik het zo mag aanduiden, maar mentaal nog wel. Dat is wanneer de
wethouder zegt dat de risico's sneller toenemen dan het bedrag van de
reserves. Ik meen dat het daar juist om gaat. Terwijl ik stel dat er zich
naar mijn overtuiging nu al situatres kunnen voordoen waarin wij over
de rente van de reserves moeten kunnen beschikken, zegt de wethouder,
akkoord, maar tegelijkertijd draagt hij daarbij een aantal risico's aan,
die hij zo etaleert dat daardoor een zekere angst zou kunnen ontstaan
om over die reserves te beschikken. Dat is het mentale verschil dat ik
constateer tussen de standpunten van de wethouder en mijzelf. Als dat
ook nog uit de wereld kan worden geholpen ben ik helemaal content.
De heer KROON: Ik wil het ook kort maken, maar ik wil wel opmerken
dat wij deze kwestie van het al of niet beschikken over de reserves niet
los kunnen zien van het begrotingsbeleid. Het geval is namelijk dat voor
dat de nieuwe financiële verhoudingswet van 1962 er was, wij helemaal
geen rente bijschreven op het eigen kapitaal. Ik ben dan ook blij dat de
wethouder heeft gezegd dat dit inderdaad verband houdt met het hele
begrotingsbeleid. Dat komt doordat wij als enige gemeente in Nederland
een eigen prognose hanteren van de uitkering uit het gemeentefonds. Ook
daarover heb ik verschillende keren bij de begrotingsbehandeling gesproken.
Ik heb wel eens gezegd dat ik het beleid niet afkeur, maar dat er zeker
risico's aan verbonden zijn. Die risico's worden opgevangen doordat wij
behoorlijke reserves hebben gekweekt en die reserves vergroten. Daarop
is ook het goedkeuringsbeleid van gedeputeerde staten afgestemd.
Ik zou ook genoegen kunnen nemen met de toezeggingen die de wet
houder heeft gedaan aan de heer van Loon inzake het gebruik van de rente
van de reserves in bepaalde noodsituaties --ik doe dat ook, want ik kan
moeilijk anders --, maar ik heb gezegd dat ik graag zou hebben gezien
dat het eigen kapitaal niet in de algemene reserve was opgenomen, omdat
het tot nu toe gebruikelijk was dat de rente ten goede kwam aan de algemene
middelen. Ook voor 1970 is dat nog het geval.
Er is nog een ander punt dat mij niet geheel duidelijk is. Ik heb hier een
opgave van de begrotingsbehandeling waarin naar die reserves werd gevraagd,
dat is van november 1969. Daarin staat dat in een jaar tijd het eigen kapitaal
met 445. 000, -- is toegenomen tot 1.670. 000, --. Nu bij de overdracht
is dat 1. 311. 000, Ik rond de cijfers maar af. Op 1 januari 1970 zou dat
1. 670. 000, -- zijn. Die stijging van 445. 000, is dus niet alleen rente,
daar zijn ook andere toevoegingen bijgekomen uit eigen kapitaal.