454 25 JUNI 1970 laten vallen van deze subsidie betekent dat natuurlijk ook de omliggende gemeenten hun subsidie zullen laten vallen. Dit alles houdt in dat met name de Rooms-Katholieke Reclassenngsvereniging ruim 25van haar uitgaven niet zal kunnen bekostigen, waardoor het werk eenvoudig niet behoorlijk kan worden gedaan. Ik sla het werk van de reclassering zo hoog aan, ook in het belang van Breda, dat ik deze consequentie onaanvaardbaar acht. Mevrouw jaGER-MIDDE.LBEEK: Ik ben het volkomen eens met het betoog van de heer Barij. Het belang van de reclassering is groot, het is in wezen een vorm van maatschappelijk werk en het is bepaald niet waar dat de re- classeringsverenigingen, wanneer de gemeentelijke subsidie wordt inge houden, het geld uit andere bronnen kunnen betrekken. Het gevolg zou zijn een bedel-campagne om iets te kunnen doen voor de gevangenen, wij hebben in Breda nu eenmaal een gevangenis en een huis van bewaring. Zolang er geen adequate rijksregeling bestaat om het reclasseringswerk behoorlijk te steunen, is het mijns inziens noodzakelijk dat de gemeen telijke subsidie, hoe dan ook, gehandhaafd blijft. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Het betoog dat ik had willen houden had ongeveer dezelfde strekking als het betoog van de heer Barij. Ik heb mij direct afgevraagd waar die 60% vandaan moeten komen die nu worden gederfd doordat de reclasseringsverenigingen geen subsidie meer krijgen. Dit is een zeer subtiel werk en ik vind dat de mensen die daar hun tijd al aan geven niet ook nog eens ermee moeten worden belast de gelden op te brengen om te voorzien in de 60% die nu wegvallen. Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Ik ben in de afdeling ak koord gegaan met dit stuk, omdat ik er van uitging dat dit bedrag van 2500, -- door de landelijke federatie zou worden betaald wanneer de ge meente dit niet meer doet. Ik hoor nu van de heer Barij dat dit niet het geval is en daarom wil ik graag mijn mening herzien. De VOORZITTER: Pas nadat u natuurlijk het antwoord van de wethouder hebt gehoord, neem ik aan. Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK: Volgens de inlichtingen die wij van de wethouder hebben gekregen gaat deze er van uit dat die 2500, -- er toch zullen komen van de landelijke federatie. Wij zijn daarmee akkoord gegaan, maar ik meen wel dat wij een zeker voorbehoud hebben gemaakt door te stellen dat het, als dit inderdaad het geval is, logisch is dat de gemeente haar subsidie intrekt. Wanneer de gang van zaken echter is zoals de heer Barij heeft geschetst, lijkt het mij niet redelijk deze sub sidie van 2500, -- in te trekken, zoals ik het dan ook onredelijk vind die 150, -- en 175, -- van de andere verenigingen in te trekken. Ik wil de wethouder dan ook adviseren dit alles nog eens serieus na te gaan en dan op dit besluit terug te komen. De heer KROON: Indien het betoog van de heer Barij juist is --en ik heb voorlopig geen reden om aan te nemen dat dat niet het geval is -- betekent dit dat mutatis mutandis voor de Protestants-Christelijke Reclas senngsvereniging en voor het Nederlands Genootschap tot Reclassering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 454