457 25 JUNI 1970 heeft toen voorgesteld de stichting Leger des Heils mede te delen dat zij bij de subsidie-aanvrage de stukken moet overleggen. Daarop is niet gereageerd en daarom ligt dit voorstel nu op rafel, omdat ook in de af deling een ieder van mening was dat men, als er niet gereageerd wordt, niet serieus over deze dingen blijkt na te denken. Wij zijn het er toen over eens geworden dat wanneer een stichting weigert of gewoon ver waarloost de zaken serieus te behandelen en fatsoenlijk met de stukken op tafel te komen, dit een dermate slordige wijze van benaderen is dat wij zo'n aanvrage moeten afwijzen. De heer WOESTENBERG: Mag ik daar even op antwoorden, mijnheer de voorzitter? De VOORZITTER: Nee, mijnheer Woestenberg, wij zijn nu aan het rechttrekken wat er zoéven verkeerd is gegaan. Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Ik kan mij geheel aansluiten bij de woorden van mevrouw de Bonte. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Ik meen dat er een verschil is tussen deze twee stukken. In het eerste is namelijk sprake van subsidies die altijd verleend zijn voor specifieke reclasseringsverenigingen. In het tweede stuk gaat het over het Leger des Hells, waarvan ik de maatschap pelijke activiteiten hogelijk apprecieer, dat een reclasseringsafdeling heeft. Ik. geloof dat men dit niet als een reclasseringsvereniging kan beschouwen, zoals de andere drie. Bovendien is het continueren van een subsidie nog altijd iets heel anders dan het besluiten tot het verlenen van een nieuwe subsidie. Wethouder DE RAAFF: De meerderheid van de sprekers heeft zich aan gesloten bij de visie van de heer Barij, die zich toespitst op de vraag of het bedrag dat de gemeente Breda ter beschikking stelt aan de Katholieke Reclasseringsvereniging uit een andere bron zou kunnen komen wanneer de gemeente Breda ermee zou stoppen. De heer Kroon stelt dat hij de heer Barij gelijk moet geven indien dit het geval is. Het is echter niet zo. Er is wel veel beweerd, maar er is niets bewezen. Zoals mevrouw de Bonte al heeft gezegd is deze materie ook vorig jaar november al aan de orde geweest. Natuurlijk doet het altijd pijn wanneer men geen subsidies meer verleent. Ik meen dat wij het er allemaal over eens waren dat -- want het reclasseringswerk op zichzelf is niet aan de orde, wij menen allemaal dat het goed is en dat het moet doorgaan -- de vraag waar het om ging was of de gemeente dit werk moet blijven subsidiëren. Wij waren het er ook over eens dat wij ermee moesten stoppen. Zoals mevrouw de Bonte zei was het in november 1969 en om dan per 1 januari te stoppen, dat is anderhalve maand, is natuurlijk te plotseling. De afdeling heeft toen gevraagd dit een jaar uit te stellen, opdat men zich erop kan iastellen. Dat is gebeurd en vandaar dit voorstel om de subsidie per 1 januari 1971 te beëindigen. De afdeling heeft zich daar deze week mee akkoord verklaard, alleen de heer Barij heeft zijn stem voorbehouden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 457