459 25 JUNI 1970 geven. Wij hebben in de afdeling ook gesteld dat wanneer wij die zeker heid niet hebben dat die 2500, -- door de landelijke vereniging worden betaald, het niet juist is de subsidie in te trekken. Anders ligt het ten aanzien van punt 18. Daarbij gaat het niet om de voortzetting van een subsidie, maar om een aanvrage voor een geheel nieuwe subsidie, waarover de wethouder ons in een vorige vergadering heeft gezegd dat hij wel bereid was het op verzoek van de raad nog even aan te houden om het Leger des Heils in de gelegenheid te stellen met de stukken op tafel te komen. Op dit verzoek is door het Leger des Heils niet gereageerd en daarom meen ik dat het juist is te stellen dat als men zo slordig is, ook niet op deze subsidieaanvraag moet worden ingegaan. Dat is dus een heel ander punt. Nogmaals, wanneer het juist is dat het bedrag van 2500, -- zal worden bijgedragen door de landelijke reclasseringsvereniging kunnen wij akkoord gaan met dit voorstel, maar wanneer dit niet gebeurt, zoals de heer Barij stelt, dan meen ik dat wij moeten overwegen de subsidiëring van de plaatselijke afdelingen van de reclasseringsverenigingen voort te zetten. De heer BARIJ - De wethouder is begonnen met te zeggen dat er wel veel beweerd is, maar niets bewezen. Ik hoop dat hij mij toestaat die bal terug te kaatsen. De wethouder spitst zijn betoog in feite hierop toe dat hij er alles voor voelt de gemeentelijke subsidie te schrappen wanneer het geld uit een andere bron kan komen. Vervolgen- zegt hij geen duidelijk inzicht te hebben in de cijfers van de Katholieke Reclasseringsvereniging. Aan het college is toegezonden een staat van baten en lasten over het jaar 1969, waarin alle inkomsten en uitgaven zijn opgesomd met een toelichtrng. Deze staat van baten en lasten betreft de exploitatreuitgaven. De wethouder zegt daaraan niet genoeg te hebben, omdat hij daar de lonen niet op vindt, maar daarop horen ook geen lonen thuis. De plaatselijke af delingen van de reclasseringsverenigingen hebben niemand in dienst, want alle functionarissen zrjn in dienst van het hoofdbestuur en worden door het hoofdbestuur betaald. De salariëring loopt dus niet via de plaatselijke af delingen, zodat die onmogelijk op een staat van baten en lasten van de plaatselijke afdelingen kan worden opgenomen. Wanneer ik die cijfers nog even kort mag toelichten, dan kan ik zeggen dat bij de plaatselijke afdeling van de Katholieke Reclasseringsvereniging een aantal ambtenaren werkt die in totaal 140. 000, -- verdienen. Dat betekent dat het hoofdbestuur voor de afdeling Breda een subsidie krijgt in de apparaatskosten van 10dat is 14. 000, Deze 14. 000, -- komen in de landelijke pot, waarna het. hoofdbestuur de totale apparaats kosten gaat verdelen. De wethouder vraagt --ik meen dat het daarop neerkomt -- waarom Breda dan die 14. 000, -- niet krijgt, maar het ene jaar 4000, het andere jaar 6000, --, dan weer 8000, --, enz. De oorzaak daarvan is dat van die 10van de apparaatskosten die het hoofdbestuur krijgt niet alleen de plaatselijke afdelingen moeten worden betaald, maar ook het centraal bureau, dat een bezetting heeft van 20 man, dat alle mogelijke projecten financiert en allerlei andere werkzaamheden verricht die niet gesubsidieerd" Worden, Ook dit moet dus worden betaald uit de 10% die men van de rijksoverheid krijgt. Ik meen dat het zo in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 459