460
25 JUNI 1970
elkaar zit dat zolang artikel 13 van de reclasseringsregeling 1970 niet
gewijzigd wordt, zolang de rijkssubsidie dus met hoger wordt dan 10%,
de plaatselijke afdelingen afhankelijk blijven van de gemeenten en van
andere giften. Ik vind het best te vechten voor verhoging van die 10%,
want ik ben het met de wethouder eens wanneer hij zegt dat de reclas
sering een landelijke aangelegenheid moet zijn die in zijn geheel door
de rijksoverheid behoort te worden gesubsidieerd. Ik. wil daar wel voor
vechten en ik wil ook het college wel aansporen daarvoor te vechten,
maar de plaatselijke afdeling in Breda kan daar alleen natuurlijk niets
aan doen, die kan in haar eentje natuurlijk geen Koninklijk Besluit ver
anderen. Dat is onmogelijk. Schrappen van de gemeentelijke subsidie
brengt ook geen wijziging in de bestaande reclasseringsregeling, dat be
hoeven wij ons beslist niet wijs te maken. Nogmaals, het betekent alleen
dat de plaatselijke afdeling niet meer behoorlijk kan functioneren en daar
om is het mijns inziens onverantwoord deze subsidie te schrappen. Ik ben
dan ook tegen dit voorstel.
De heer WOESTENBERG: Ik hoor steeds weer verwijzen naar dat
Koninklijk Besluit, dus je zou zeggen dat het dan toch nog wel bestaat,
want het lijkt mij nogal paradoxaal om te verwijzen naar een besluit
dat niet meer bestaat. Wij zijn nu bezig met bijlage 199 en daarom
zal ik verder wachten tot bijlage 200 aan de orde is.
De VOORZITTER: Die zijn gelijktijdig aan de orde gesteld.
De heer WOESTENBERG: Dan wil ik nog wel even verder gaan met dat
geval van het Leger des Heils.Ik vind die 250, -- nogal een simpel be
dragje om af te wijzen. In verhouding tot de 2500, -- voor de Rooms-
Katholieke Reclasseringsvereniging is het bedrag trouwens al heel klein,
hetgeen men zichzelf toedenkt is tien maal zoveel.
Dan is er nog iets anders. Er wordt, een begroting ge&ist, maar het zou
wel eens kunnen dar men voor dit relatief kleine bedrag niet graag in de
pot laat kijken, om het in Leger des Heils-woorden te zeggen. Het zou
ook wel eens kunnen dat het Leger des Heils te principieel is om een ge
flatteerde rekening in te dienen, als men begrijpt wat ik bedoel. Wij hebben
hier van anderen ook wel eens cijfertjes gezien die niet kloppen.
Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Wanneer de wethouder vindt dat hij
onvoldoende inzicht in de boekhouding heeft, lijkt het mij beter dit
voorstel een maand uit te stellen en de reclasseringsvereniging in de
gelegenheid te stellen de cijfers nader mondeling toe te lichten.
De heer VAN LOON: Na het betoog van de wethouder en het antwoord
daarop van de heer Barij meen ik te moeten concluderen dat de heer Barij
blijkbaar over betere informatie beschikt: dan de wethouder. Ik moet aan
nemen dat dit voorstel mede is gebaseerd op cijfers, of liever op niet be
kende cijfers die normaliter van de reclasseringsverenigingen hadden moeten
komen. Ik kan het met hem eens zijn wanneer hij stelt dat de verenigingen
ruimschoots de gelegenheid hebben gehad om hun gegevens in te dienen,