467 25 JUNI 1970 mis. Ik vind dit een ernstige tekortkoming. Deze nota, die als ik het goed heb gehoord drie maal is herschreven, had in haar eindredactie toch zeker in een informele vergadering aan de gehele gemeenteraad van Breda voorgelegd dienen te worden. Overigens heb ik waardering voor de samenstellers, ik heb in de nota een stukje filosofie en een beschouwing over de personeelsproblematiek gevonden. De gemeente is een grote werkgeefster met een bijzonder gemengd bedrijf, met een toenemend aantal taken en verantwoordelijkheden, waarbij de personeelssector een uitzonderlijke rol vervult. De ingewikkeld heid van problemen op vele gebieden vergt een deskundig ambtelijk appa raat. Bladzijde 16 van de nota bevat mijns inziens een visie op de te ont wikkelen activiteiten en ik wil daarbij dan ook graag enkele kanttekeningen plaatsen. De herziening van de bezoldigingsverordening, waarvan de opzet een flexibeler bezoldigingsbeleid mogelijk maakt, onderschrijf ik volledig. Ik kan mij voorstellen dat daarbij wordt gestreefd naar aparte salaris schalen voor secretarie, diensten en bedrijven. De huidige schalen geven vaak een wat onsamenhangend beeld van zogenaamd vergelijkbare functies. De laatste jaren is wel gebleken dar het huidige systeem belemmerend werkt voor het aantrekken van deskundigen, men denke slechts aan de stedebouwkundige problemen en de wijkverwarming. Behoeftepeiling en planning per sector acht ik noodzakelijk, evenals doorlrchting van het huidige bestand. Coördinatie is hierbij van groot belang, voor het centraal bureau personeelszaken blijft hier een verant woordelijke taak bestaan. De voorgestelde te ondernemen activiteiten zullen in fasen aan de raad voorgelegd dienen te worden. De vraag rijst of het georganiseerd overleg opgenomen moet worden in een raadsafdeling voor personeelszaken. De heer SPANJER: De uitvoerige bespreking in het georganiseerd over leg, waarmee ik bijzonder blij ben, heeft uiteraard geleid tot een aantal wijzigingen en aanvullingen in de tekst van de nota, zonder daarin echter wezenlijk verandering te brengen. In deze nota is voor het eerst een aan tal gedachten op papier gezet, hetgeen met zich meebrengt een zekere algemeenheid, zo niet een zekere vaagheid, maar ook een aantal filo sofische opmerkingen. Ik vind het jammer dat de tekst over het geheel niet wat eenvoudiger is uitgevallen. In feite wordt in de nota niet gekomen tot concrete uit spraken. Dat kon ook niet en naar ik meen was dat ook niet direct de be doeling. Een uitzondering wil ik echter maken voor de vraag of er al dan niet een centrale personeelsdienst moet komen. De conclusie van het col lege is dat dit niet moet en gezien de discussies daarover die ik voor een deel heb bijgewoond kan ik mij daar volkomen mee verenigen, zij het dat ik het toch wel een bezwaar vind dat een raadslid die de discussies niet bijgewoond heeft aan de nota niet voldoende heeft om tot dezelfde slotsom te komen. Op bladzijde 16 wordt een opsomming gegeven van een aantal acti viteiten die dienen te worden aangepakt. De volgorde is uiteraard wil lekeurig, maar het valt op dat de bezoldiging c. q. de beloning en wat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 467