471
25 JUNI 1970
daar weer af is gestapt. Dit is, zoals de heer Kramer ook weet, regelmatig
in het georganiseerd overleg aan de orde geweest. De vertegenwoordigers
van de vakorganisaties hebben dit beaamd en gezegd dat --en daar gaat
het in wezen om -- dat de afdeling personeelszaken ter secretarie een
sterke functie moet hebben en door het college moet worden gesteund.
Daarom is dit in deze nota zo neergelegd, omdat uit alle overwegingen die
daartoe hebben geleid ons duidelijk is geworden dat wij het zo moeten doen.
De heer Kramer heeft zich akkoord verklaard met de afdeling personeels
zaken ter secretarie. Hij vraagt echter duidelijke posities en ik geloof
dat ook de andere leden die over de centrale personeelsdienst hebben
gesproken het met de heer Kramer eens zijn dat, als er geen centrale
personeelsdienst wordt gecreëerd, waar het college tegen is om redenen die
ook in de nota zijn genoemd, deze personeelsafdeling een sterke functie
moet hebben en dat die ook mede moet oordelen over de zaken die bij
de diensten en bedrijven aan de orde zijn.
Door enkele leden is vervolgens gevraagd waarom er geen raadsafdeling
voor arbeidszaken wordt ingesteld. Ook wat dit betreft hebben wij ons
oor in diverse gemeenten te luisteren gelegd, waarbij wij tot de slotsom
zijn gekomen dat wij veel meer hebben aan vooroverleg met de raads
leden die deel uitmaken van het. georganiseerd overleg om hen op de
hoogte te stellen van hetgeen daar zal worden voorgesteld, dan aan een
raadsafdeling. Dat is duidelijk gesteld in het georganiseerd overleg
en de raadsleden die daarin zitting hebben weten ook dat de vakorganisaties
grote bezwaren hebben tegen het instellen van een raadsafdeling voor
arbeidszaken. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dit, als wij in de toe
komst tot andere gedachten mochten komen en menen dat -- maar dat
zal dan het volgende college moeten doen -- alsnog tot de instelling
van een dergelijke afdeling moet worden overgegaan, niet zou kunnen
worden bezien. Ik geloof echter dat ik dat nu niet moet beloven.
De heer Kramer heeft gesproken over de studie van de staatscommissie-
Toxopeus, waarbij hij voorstelt de nota aan deze commissie toe te sturen.
Wij zullen het vanzelfsprekend bijzonder op prijs stellen wanneer de heer
Toxopeus de personeelsnota van Breda, waar hij immers zo lang heeft
gewoond, in zijn studie wil betrekken. Dat zou voor ons een grote eer
zijn.
In de nota wordt slechts terloops gesproken over een zo belangrijk
onderwerp als de automatisering, zo is gezegd. De automatisering is
nog maar in het beginstadium. Ik moet hier bij vertellen dat wij voordat
deze nota aan de raad werd gezonden een groot aantal vergaderingen
hebben gehad met de hoofden van dienst, met de personeelschefs en de
chefs ter secretarie, waarin wij hebben gesproken over de personeels
nota zoals die toen was. Het was dus een praatnota en in wezen is het
dat nog, want het is de bedoeling dat wij hierover delibereren. Wij hebben
daarbij duidelijk gesteld dat de automatisering een punt van grote zorg
is, maar dat wij bezig zijn de diensten zoveel mogelijk voor te lichten
over de gevolgen. Wij proberen zo veel mogelijk de mensen die in de
diensten te maken hebben met mechanisatie en automatisering de opleiding
te geven die daaraan is aangepast. Zij worden naar speciale cursussen ge
stuurd om op de hoogte te blijven van hetgeen op dit moment aan de orde
is. Zo had het ook in de nota kunnen staan, maar het is met een paar zinnen
vermeld.