473
25 JUNI 1970
differentiatie, maar dit wordt niet alleen door de gemeente Breda of de
centrale personeelsafdeling van de gemeente Breda geregeld. Hierover
is overleg gaande met diverse grote gemeenten in Nederland, zoals Haar
lem, Groningen, Arnhem, Nijmegen, Eindhoven, Tilburg en Enschede,
waarin deze kwestie van alle kanten wordt bekeken en waar men ook
rekening houdt met de moeilijkheden van een te ver gaande differenti
atie, waarop de heer Spanjer heeft gewezen. Alle punten die hier ge
noemd zijn, zijn zware programmapunten. De heer Kramer en enkele
andere sprekers hebben nog gezegd dat deze nota veel meer een visie
geeft op wat het moet worden. Wij zijn ons er van bewust dat wij van
daag niet zo maar kunnen zeggen hoe het moet worden, dit is een zaak
van overleg, ook met de mensen die erbij betrokken zijn zoals de hoof
den van dienst, de afdelingschefs, de personeelschefs, enz. Dat zal een
zware taak zijn voor mijn opvolger in het volgende college.
De heer Melzer heeft ook gevraagd of, als er een raadsafdeling voor
arbeidszaken komt, het georganiseerd overleg daarin moet worden op
genomen. Ik meen dat dit twee verschillende zaken zijn. Het georgani
seerd overleg is apart geregeld, terwijl een raadsafdeling in de gemeen
teraad moet worden geregeld. Daar zullen te zijner tijd al of niet voor
stellen voor komen. Op dit moment wijst het college dit af, mede omdat
de vakorganisaties daar bijzonder tegen gekant zijn.
De heer Spanjer heeft gezegd dat het hem spijt dat de raadsleden niet
beter zijn voorbereid, ook de heer Kramer heeft gevraagd waarom de wij
zigingen niet in de nota zijn aangebracht. Ik geef toe dat dit een verzuim
is, dat echter het gevolg is van gebrek aan tijd.
De heer Von Schmid vindt de nota te knap, hij meent dat er verschil
is tussen de theorie en de praktijk. Ik heb al gezegd dat deze nota is ge
richt op de toekomst en dat daarin bepaalde uitgangspunten worden ge
noemd. Wij zullen moeten trachten de praktijk aan te passen aan de
theorie, hoewel ik niet zou willen zeggen - daarin ben ik het niet met de
heer Von Schmid eens - dat de praktijk zo veel verschilt van de theorie.
Deze nota gaat uit van wat er in het verleden is geweest en vandaag is,
waarnaast zij is gericht op de toekomst. De theorie kan dus natuurlijk
nooit veel verschillen van de praktijk, zij het dat de nieuwe dingen die er
in genoemd worden nog ingevoerd moeten worden. Dat is dan het verschil.
Vervolgens kom ik aan de heer De Gijsel, die bezwaar maakt tegen
de registratie met de computer. Op bladzijde 10 van de nota staat: "Voor
het voeren van een goed personeelsbeleid is informatie omtrent het per
soneel onmisbaar; personeelsbeheer en -registratie heeft dus een belang
rijke ondersteunende functie. Verwacht wordt dat door het toepassen van
de computer de toepassingsmogelijkheden worden verruimd". Ik kan hier
op zeggen dat op dit moment alleen de salarisadministratie nog maar op
de computer staat, nu nog door middel van ponskaarten. Wanneer in de
toekomst een integratie tot stand komt van de gegevens van het perso
neelsbestand in de salarisadministratie, dan zal niemand er bij kunnen.
Deze gegevens worden opgenomen op banden of schijven en in een kluis
opgeborgen. Zij komen alleen maar tevoorschijn wanneer de chef die
ze nodig heeft daartoe opdracht geeft aan de operator. Dat zijn de twee
mensen die hierover beslissen en ik meen dat daarmee de veiligheid