475 25 JUNI 1970. apparaat. Daarbij moeten wij er van uit gaan dat er hoe dan ook is ge werkt. Er zijn dus niet inzichten ontstaan, die wij nu willen integreren in de toekomstige werkzaamheden en de toekomstige organisatie. Dat betekent dus dat men, om dit alles waar te maken, in feite moet ko men tot een soort doorlichting van het gehele gemeentelijk bedrijf, om te weten te komen op welke plaatsen wat moet gebeuren, welke rela ties er moeten zijn, enz. Dit zijn allemaal vraagstukken die aan de orde komen en die in de nota ook zeer uitvoerig zijn genoemd. Ik meen dat het een bekend feit is dat - dit wordt vaak gesteld met betrekking tot departementen, maar ik geloof dat dit evengoed geldt voor gemeentelijke instellingen - zich bastions kunnen vormen. Bij de ministeries heeft men het grote voorbeeld van de buitenlandse dienst. Voor mensen die daarin hervormingen willen doorvoeren is het ontzet tend moeilijk daar iets van terecht te brengen. Ik wil niemand, wie dan ook, een verwijt maken, maar hetzelfde kan men op kleinere schaal dagelijks constateren bij alle gemeentelijke diensten en afdelin gen. Daar groeien bepaalde tradities en gewoonten - een coterie wil ik het niet noemen -, ook tussen de mensen onderling. Ik kom hiermee in het straatje van de heer Melzer, maar ik meen dat rk het zelf in eerste instantie ook al heel duidelijk heb gesteld, namelijk dat men als men deze nota werkelijk waar wil maken, tegen al die dingen die ontstaan zijn zal moeten vechten. Weliswaar met overleg, maar toch zal het een soort gevecht moeten zijn. Dat zal mijns inziens moeten gebeuren door een outsider, of door een coördinator, het geeft niet hoe men hem noemt, met voldoende gezag om - uiteraard onder de wethouder - door die bastions heen te breken en werkelijk een doorlichting tot stand te brengen. Dat is althans mijn standpunt, dat gebaseerd is op hetgeen ik meen te weten van dergelijke situaties. U hebt zojuist in uw antwoord gesteld dat er gemeenten zijn waar men een personeelsdienst heeft gehad, maar waar men die weer heeft laten vallen. Ik zou willen stellen dat dit voor mij het. bewijs is dat ik gelijk heb, want als een aparte dienst gaat optreden zal die inder daad proberen door bestaande situaties heen te breken en dan is er gro te kans dat die op grote tegenstand zal stuiten. Daardoor kan men op een gegeven moment tot de conclusie komen dat men er beter weer van af kan stappen. Misschien zult u mij straks zeggen dat dat om heel andere redenen is gebeurd, maar de mogelijkheid bestaat toch. In dat verband sprak ik ook over het verschil tussen de theorie en de praktijk, namelijk dat als men deze nieuwe dingen moet doorvoeren - u hebt zelf al gezegd dat dit een zware taak is - men tot een conclusie komt, die ik helemaal in strijd acht met de opzet van deze nota. Met enorm veel omhaal van woorden zegt men dat er nieuwe dingen moeten ge beuren, maar wanneer het op de organisatie aankomt zegt men nee en trekt men zich terug en dat blijft voor mij het zwakke punt van deze nota. De VOORZITTER: Men is nogmaals teruggekomen op de centrale personeelsdienst. Bij de gemeenten waar men een dergelijke centra le personeelsdienst had ingesteld bleken daartegen zulke enorme

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 475