489.
25 JUNI 1970.
Mevrouw JAGER-MIDDELBEEK: Met het voorstel als zodanig gaan
wij akkoord, gezien het grote belang van de gezinszorg voor Breda.
Wat mij echter wel heeft: bevreemd is een stuk dat mij later onder
ogen kwam, tot mijn spijt na de vergadering van de afdeling voor
maatschappelijk werk, namelijk een brief die ter inzage heeft gele
gen en waaruit blijkt dat het subsidiebedrag al is overschreden met naar
ik meen f 48. 000, Dit bedrag zou moeten worden terugbetaald voor
1 juni 1970. Wanneer dit bedrag niet wordt: terugbetaald - en het zou
mij verwonderen als het wel gebeurde - houdt dit dan in dat de raad
later een voorstel krijgt waarin opnieuw om verhoging van de subsidie
wordt gevraagd?
Wethouder DE RAAFF: Het is mij niet precies duidelijk war mevrouw
Jager bedoelt, maar het is mogelijk dat zij de brief aan de stichting
bedoelt waarin wordt verzocht een bedrag terug te betalen. Dat komt
wel vaker voor, omdat er in de loop van het jaar wordt gewerkt met
voorschotten. Aan het einde van het jaar volgt dan de definitieve af
rekening, waarbij men de ene keer geld toe krijgt en de andere keer
moet terugbetalen. Zonder de brief te hebben gezien kan ik niet pre
cies zeggen wat er aan de hand is, maar ik kan mij voorstellen dat
het, omdat mevrouw jager spreekt van het terugbetalen van 48. 000, -
gaat om het verschil tussen het voorschot en de definitieve afrekening.
De heer VAN WERKHOOVEN: Het is nogal een groot verschil.'
Wethouder DE RAAFF: Het gaat in totaal om bijna f 1 miljoen.
Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK Op bladzijde 2 van het voorstel
staat dat er een wachtlijst bestaat bij de stichting, waarop ongeveer
zeventig urgente aanvragen om hulp zijn ingeschreven. Het ligt ech
ter niet in de bedoeling uitbreiding te geven aan het aantal gezinshul
pen, omdat het ontbreekt aan voldoende leidinggevend personeel. Ik
vind dit een vervelende zaak, want dit komt er op neer dat men stelt
dat doordat het met de financiën wat moeilijk uitkomt ook de hulp
niet wordt uitgebreid. Als er aanvragen liggen van zeventig urgente
gevallen, vind ik dat het altijd mogelijk moet zijn daar wel uitbrei
ding aan te geven, ondanks de financiële situatie.
Wethouder DE RAAFF Ik ben het met mevrouw De Bonte eens dar
zoveel mogelijk aan de behoefte moet worden voldaan. Wij kunnen
echter niet voorbij gaan aan de toename van het totale budget. Ik heb
hier toevallig de cijfers voor mij van de totale exploitatielasten van
de stichting Katholieke Gezinszorg. In 1965 bedroegen die 330. 000, -■
in 1966 533. 000, --, in 1967 763. 000, --, in 1968 1. 069. 000,
in 1969 f 1. 600. 000, -- en in 1970 1. 920. 000, Dit zij'n stijgings
percentages van respectievelijk 62, 43, 40, 50 en 20°lo. Wij mogen dus
stellen dat er een stormachtige ontwikkeling is geweest in de gezins
zorg gedurende de laatste jaren. Natuurlijk kan men daar niet mee
blijven doorgaan, want het budget van de gemeente stijgt uiteindelijk
ook maar met een zeer gering percentage. Ik onderschrijf dus wel het