491.
25 JUNI 1970.
VOORKOMEN VAN TANDCARIES BIJ 12-JARIGE SCHOOLKINDE
REN IN BREDA OVER DE JAREN 1965 EN 1966.
Mevrouw J3GER-MIDDELBEEK: Met dank voor deze informatie en
het toezenden van de zeer leesbare brochure Protesen of genezen en
zonder verder diep op deze mededeling te willen ingaan, wil ik wel
zeggen dat ik bepaald overtuigd ben van het grote belang van een goed
onderzoek en goede begeleiding van jeugdigen in verband met de mond-
verzorging en het voorkómen van caries. Ik wacht dan ook met interes
se het resultaat van het overleg af.
Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK: Ook onze fractie is zeer erken
telijk voor het ons toegezonden boekje, dat prettig leesbaar is en bo
vendien ook voor leken heel begrijpelijk. Kort samengevat luidt de
conclusie dat de toestand van de twaalfjarigen in Breda niet is om over
naar huis te schrijven, hoewel die niet minder is dan in andere plaat
sen. Wel is uit dit onderzoek gebleken dat ondanks het herinnerings-
systeem, waaraan ruim 80°jo van de jeugd gevolg heeft gegeven, toch
nog veel gebreken aan de gebitten van de kinderen te constateren zijn.
Een van de oorzaken hiervan is dat, zo heb ik uit het rapport begrepen,
het voor een tandarts niet mogelijk is met de spiegel en andere appa
ratuur die op het ogenblik wordt gebruikt alle zieke plekken te achter
halen en dat röntgenologisch onderzoek hierbij noodzakelijk is. Het
gebruik van fluor kan wellicht 50"jo van de gebreken voorkomen, zoals
blijkt uit de gegevens uit Tiel, waar de toestand van de gebitten van
de kinderen veel beter is. Een volgende conclusie is dat op veel jon
gere leeftijd met het onderzoek van het gebit moet worden begonnen,
namelijk op de kleuterleeftijd en zelfs daarvoor, terwijl ook voorlich
ting en prenatale zorg van groot belang zijn. Al deze conclusies hebben
bij ons geleid tot de overtuiging dat zo snel mogelijk moet worden ge
komen tot de vorming van een werkgroep, die moet bekijken wat er
moet worden gedaan om een zodanige jeugdtandverzorging te berei
ken, die in de toekomst zal leiden tot een betere gebitstoestand van
de jeug$ en daaruit voortvloeiend ook van de volwassenen. Onze frac
tie zal gaarne zien dat aan dit werk prioriteit wordt verleend en dat
het financieel zo spoedig mogelijk wordt mogelijk gemaakt.
Mevrouw STOCKMAN-VAN DER KALLEN: Ik sluit mij aan bij vele
dingen die hiervoor gezegd zijn en die ik dan ook niet zal herhalen.
Ik meen echter dat het belangrijk is te onderstrepen dat de tandverzor-
ging uit haar isolement moet worden gehaald en ingebouwd wordt in
het geheel van de gezondheidszorg. Daarom ziet onze fractie met be
langstelling het concrete werkplan tegemoet dat zal worden opgesteld.
De rapporten geven hieromtrent goede verwachtingen.
De heer KRAMER: Wij hebben veel waardering voor de grote inzet
van de vele deskundigen. Wat mij betreft mogen zij de tanden er in
zetten. Het doel moet echter zijn dat de kinderen niet alleen naar de
tandarts gaan, maar dat er ook een behandeling aan te pas komt. Ik
geloof namelijk dat daaraan nog wel iets mankeert. Wij zien met