25 JUNI 1970. 500 gedaan zodat er meer geld nodig is. Ik geloof echter niet dat de raad erg boos zal zijn wanneer blijkt dat er ƒ120. 000» -- nodig is, als daar door de finishing touche aan deze restauratie kan worden toegevoegd. Ook de heer Spanjer heeft iets gezegd over de speelmogeli jkheid, maar daar ben ik zojuist al op ingegaan. Hij vraagt verder wanneer er zal worden begonnen. Het krediet dan vanavond door de raad wordt gevoteerd moet natuurlijk worden goedgekeurd door gedeputeerde sta ten, maar ik wil dinsdag in de vergadering van het college gaarne be pleiten in dit noodgeval een machtiging t.e verlenen opdat men onmid dellijk met het werk kan beginnen. Ik heb het er vanmorgen met de directeur van de dienst van openbare werken even over gehad. Wan neer het college zegt dat er kan worden begonnen is men bij wijze van spreken de volgende dag al aan de gang. Het college zal zich dus dins dag hierover beraden. Er zijn ook mensen, aldus de heer Kroon, die niet in gemeentewo ningen zitten en hij vraagt wat er aan die woningen kan worden gedaan. Ik kan hem daar op dit moment geen antwoord op geven, maar ik wil wel in de afdeling bekijken of het mogelijk is die eigenaars aan te schrijven. Ik wil ook nagaan of het mogelijk is dat de gemeente zelf optreedt als er onwilligen zijn. Dit is een zaak met een heleboel fa cetten, die ik graag eerst rustig wil bekijken, in plaats van nu een antwoord te geven dat misschien onvolledig zou zijn. De heer Woest.enberg tenslotte heeft ook gezegd dat hij het met dit. voorstel eens is, terwijl de heer Von Schmid ook heeft gevraagd of de gemeente kan ingrijpen in die woningen van particuliere eigenaars voor het noodzakelijke herstel, waarop ik dus al een voorlopig antwoord heb gegeven. Verder vraagt hij of er niet een besluit moet worden ge nomen om hiervoor te beschikken over de rente van de reserves. Ik zal daar op dit moment niet op antwoorden, dat is ook niet mijn taak. Wan neer mijn collega Broeders behoefte mocht hebben er iets over te zeg gen zal hij dat zelf wel doen. De VOORZITTER: De heer Broeders blijkt daaraan geen behoefte te hebben. Wij hebben overigens in deze vergadering duidelijk vastgesteld dat dit een zaak is van afwegen welke zaken het eerst aan de orde zijn. De heer VAN CAULIL: Ik heb in eerste instantie niets gezegd, maar moet de slotconclusie nu niet zijn dat wij iets verder moeten gaan? Het gaat hier om noodvoorzieningen aan goedkope woningen. Moeten wij nu niet bij de betrokken instanties aandringen op een grotere toe wijzing van woningwetwoningen voor 1971? Wij zorgen er voor dat de grond bouwrijp is, zodat er gelegenheid is om te bouwen, maar daar in zit mijns inziens het kardinale punt om tot een oplossing te komen. Wij moeten de overheid duidelijk maken dat wij met de krotopruiming en met saneringsproblemen zitten. De documentatie daarover bestaat nu en daarom moeten wij van hogerhand gedaan zien te krijgen dat er een ruimere nieuwbouw komt om deze mensen te helpen. Wethouder GIELEN: Ik zal daar verder niet op ingaan. Het gehele

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 500