506
25 JUNI 1970.
overgangsfase nodig hebben om hun inbreng en kennis van zaken.
Een ander punt, waarover niet gesproken is maar dat in de vorige
raadsvergadering naar voren is gebracht, is dat de commissie te allen
tijde kan worden uitgebreid. Aanvankelijk zou het aantal leden mini
maal vijf en maximaal negen bedragen, maar op verzoek is dat maxi
maal negen geschrapt. Dat betekent dus dat wanneer het wenselijk en
mogelijk blijkt de commissie altijd kan worden uitgebreid. Door nu
zo te beginnen blokkeren wij niets. Er is geen sprake van dat wij over
ijld te werk zouden gaan, ik heb er 3| maand over gedaan om deze
mensen op de voordracht te krijgen, waarbij ik ook de adviescommis
sie ex artikel 4 van de sociale werkvoorziening, die het college kan
adviseren, heb geraadpleegd en ingeschakeld. Ik heb met deze com
missie, waarin ook drie vakbondsmensen zitten, gesproken en hun ge
vraagd wat zij van deze voordracht denken en of zij nog aanvullende
namen konden noemen. Zij hebben namen genoemd en die zijn ook
in deze voordracht opgenomen. De commissie zal uit acht leden be
staan, van wie er zeven zeer positief staan tegenover deze voordracht.
Evenals de vorige keer is gebeurd wordt er weer gescholden op de
industriëlen, alsof dat tegenwoordig een vies begrip is. Ik herhaal wat
ik toen ook heb gezegd, namelijk dat sociale bewogenheid en het so
ciale element niet het eigendom zijn van de niet-industriëlen. Ver
der is gezegd dat het element van het bedrijfsleven te veel overheerst.
Ik meen echter dat wij langzamerhand zo ver zijn dat de werknemer
geacht wordt het belangrijkste deel te zijn van een onderneming, maar
nu is het bedrijfsleven blijkbaar meteen weer niet goed. Dat het aan
tal industriëlen overheersend zou zijn is overigens ook niet juist, want
op de voordracht komen twee industriëlen voor, van wie er een na ver
loop van tijd weggaat, zodat er dan nog één overblijft.
Er is ook door een der sprekers opgemerkt dat er geen werkers van
de sociale werkverbanden in het bestuur zitten. Ik ben vooralsnog van
mening dat er wel van werknemerszijde mensen in het bestuur moe
ten zitten, maar dat betekent niet dat er werknemers van het bedrijf
zelf in dat bestuur moetn komen, dat gaat mij te ver.
Al deze argumenten leiden er toe dat ik in de raad moet ontraden
het verzoek van het N.K.V. in te willigen en dat ik het voorstel van
het college moet aanbevelen.
De heer VON SCHMI.D: Ik zal er niet veel meer over zeggen. Ik
moet constateren dat ik dit antwoord moet afwijzen, omdat het in
het geheel geen antwoord is op hetgeen ik heb gezegd.
Mevrouw DE BONTE-DE MUNNIK: Wanneer de wethouder stelt dat
uitbreiding te allen tijde mogelijk zal zijn, wil ik hem nogmaals vra
gen waarom dit voorstel niet kan worden aangehouden, opdat overwogen
kan worden of de commissie kan worden uitgebreid met vertegenwoor
digers van de werknemers.
Wethouder DE RAAFF: Ik acht het niet verantwoord nog langer te
wachten met het samenstellen van deze commissie. Hoe eerder die
met haar werkzaamheden kan beginnen, hoe beter het is voor de