521
16 JULI 1970
o. ANTWOORDEN OP DOOR RAADSLEDEN GESTELDE VRAGEN.
VRAAG.
De heer MELZER zegt: een korte opmerking vooraf. Ik heb het col
lege verleden week vrijdag al in kennis gesteld van het onderwerp waar
over ik vragen zou stellen.
Gaarne wil ik, mede namens mijn fractie, onze bijzondere waardering
uitspreken jegens allen die hebben meegewerkt aan het bevolkingsonder
zoek Breda 1969. In hoge mate verontrust mij het hoge percentage hart
en vaatafwijkingen. Uit de verstrekte gegevens blijkt zonneklaar dat de
hart- en vaataandoeningen als doodsvijand nr.l dienen te worden be
schouwd. In ongeveer 50% van de gevallen is de doodsoorzaak te wijten
aan voornoemde aandoeningen in Nederland, waarop Breda zeker geen
uitzondering zal maken.
Hoewel wij ervan overtuigd zijn dat hier een optimale verantwoorde
lijkheid ligt voor de rijksoverheid, ben ik niettemin van mening dat
ook in Breda als hoofdstad van West-Brabant een duidelijk aanwijsbare
taak te vervullen valt. De Wereld Gezondheids Organisatie adviseert
met klem in een gewest van 300.000 inwoners een hartbewakingscen-
trum van voldoende capaciteit en omvang op te richten.
Een dergelijk centrum zou, uitgaande van het ontstellende cijfer van
800 slachtoffers per jaar, waarschijnlijk 120 measenlevens per jaar
kunnen redden.
Voor het goed functioneren van een dergelijk, opvangcentrum is het
een dringende noodzaak dat men beschikt ovei een zogenaamde hart-
renwagen, waarop iedere huisarts een beroep k.an doen bij het consta
teren van een hartafwijking. Deze speciale ambulance beschikt tevens
over hartmassage-apparatuur om in te zetten bij een hartstilstand.
De persmededeling van gisteren dat de Bredase ambulances reeds over
deze apparatuur beschikken, zou ik naar fabeltjesland willen verwijzen.
Is het college op zeer korte termijn bereid:
a. in deze trieste zaak de coördinatie van de ziekenhuizen ter plaatse
te bevorderen:
b. middelen beschikbaar te stellen voor de aanschaffing en uitrusting
van een hartrenwagen;
c. bezinning Uwerzijds om eveneens op korte termijn de zo dringend
noodzakelijke revalidatie van hartpatiënten, ook in Breda, ter hand
te nemen?
ANTWOORD.
ad.a. In september 1968 is ons college met de toenmalige plaatsver
vangend directeur-generaal voor de Volksgezondheid, de inspec
teur van het ziekenhuiswezen en de provinciale inspecteur volks
gezondheid in overleg getreden over de Bredase ziekenhuissituatie.
Wij stelden ons toen en ook nu nog op het standpunt dat de directe
verantwoordelijkheid voor de structuur en de uitvoering van de
klinische gezondheidszorg berust bij de gezamenlijke Bredase
ziekenhuisbesturen. Het hiervoorgenoemde overleg heeft gere-