530
16 JULI 1970
De VOORZITTER: Ik dank u wel, mijnheer van der Werff.
Dames en heren. Wij hebben het rapport gehooid van de commissie
rot onderzoek van de geloofsbrieven. Wie wenst over dit rapport en over
het aan de orde zijnde vraagstuk het woord te voeren?
De heer WOESTENBERG: Over de op 3 juni jl. gehouden gemeente
raadsverkiezing kan ik een heel lange tirade houden, doch die zal ik u
besparen. Toch wil ik u, naast alle andere schriftelijke bezwaren die ik
reeds heb ingediend, in het kort mijn verweer kenbaar maken. Schrifte
lijke bezwaren heb ik ingediend op 5 juni, 11 juni en 28 juni. Van die
bezwaren heb ik in de raadsstukken nergens een afschrift, kunnen vinden,
hoewel zij per aangetekend schrijven of persoonlijk zijn bezorgd, In de
extra vergadering van 25 juni is er bijzonder snel een schrijven van de
voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden
van de gemeenteraad doorgezet. Deze extra toegevoegde agendapunten
kreeg ik pas om zeven uur 's aVonds onder ogen, In een aan u gericht
schrijven d.d. 7 juli 1970, heb ik u meegedeeld dat ik toen voor het
eerst deze aanvullende agenda onder ogen had gekregen. In de laatste
alinea van die brief staat o. a."en er toen geen tijd meer voor hem
was voor de ter inzage gelegde stukken, resp. processen-verbaal, waarin
schrijver en verzoeker bijzonder was en is en blijft, geïnteresseerd. Immers
door b, en w. van de gemeente Breda is op 4 september bekend gemaakt
dat op donderdagen, de dag van de raadsvergadering, de leestijden zijn
van 10.00 uur tot 17.00 uur, zie schrijven gemeente Breda d.d. 4 septem
ber 1969. Hij verzoekt b. en w. en, voor zover nodig, de dames en heren
van de huidige gemeenteraad een weder ter inzagelegging van bovenom
schreven processtukken van genoemde stembureaus, alternatief hoofd-
stembureaus, alternatief centraal stembureau, aangezien hij bij een
later gedaan verzoek wel uitleg, maar geen inzage kon verkrijgen. Hij
wil persisteren bij zijn gedaan verzoek tot algemene herverkiezing voor de
leden van de gemeenteraad voor en van Breda voor de zittingsperiode
1970-1974."
Bij de ingekomen stukken onder agendapunt 2 van deze vergadering
heb ik die andere brieven gemist en ik vraag mij dan ook af waarom die
niet vermeld zijn en ter sprake worden gebracht. Waarom zijn deze brieven
überhaupt overgeslagen? Waarom zijn zij noch ter kennisneming aangeboden,
noch ter inzage gelegd?
In de Grondwet staat zeer duidelijk dat de verkiezing van de raad plaats
heeft op de wijze, door de wet te regelen, terwijl de voorzitter buiten de
leden van de raad om wordt benoemd enz. In alle opzichten wordt voorts
verwezen naar de Kieswet. De terzake deskundigen hebben mij opmerkzaam
gemaakt op de artikelen U5 e.v. Artikel U6 van de Kieswet luidt als volgt:
De ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten of een
onjuistheid in de vaststelling van de uitslag der verkiezing staat niet in de
weg aan de toelating van de leden, op wier verkiezing de ongeldigheid
of onjuistheid geen invloed kan hebben gehad, en, ingeval van ongeldig
heid van stemming, de nieuwe stemming geen invloed kan hebben.
Elders in de Kieswet lees ik echter dat geen enkele onregelmatigheid
of falsificatie in één enkel stemdistrict kan worden toegestaan. Zoiets
is volgens de Kieswet een reden tot herverkiezing. De voorzitter van het