532
16 JULI 1970
Op 10 augustus moeten de geloofsbrieven etc, zijn goedgekeurd,
terwijl de gemeenteraad van Breda op 13 augustus zijn volgende raads
vergadering zal hebben, tenzij u tot een eerdere vergadering zou besluiten.
Artikel U12 van de Kieswet bepaalt- "Het onderzoek.van de geloofsbrieven
van hen, die tot lid van de raad zijn benoemd ter vervulling van de plaat
sen, welke op de gewone tijd van aftreding zullen openvallen, geschiedt
vóór 10 augustus of, indien dit niet mogelijk is, onverwijld.Volgens
de Kieswet kan ei in drieërlei stadia een fout zijn gemaakt, nl. a) bij
de kandidaatstelling, b) bij de stemming zelf; c.) bij het vaststellen
van de uitslag. Ik stel dat zowel bij de stemming als bij het vaststellen
van de uitslag overtredingen zijn begaan en zelfs strafbare of ontoelaat
bare handelingen zijn gepleegd, weshalve ik het college van b. en w.
en de gehele gemeenteraad van Breda de dringende noodzaak voorleg
om maatregelen te treffen tot een herverkiezing volgens de letter der
wet, zowel volgens de Kieswet als volgens de Grondwet. Ik verzoek
u dit met het meeste respect, maar ook met de meeste klem en verklaar
bij deze dat ik zal persisteren bij mijn verzoek. Als ik hier geen gehoor
zal vinden, zal ik in hoger beroep gaan bij gedeputeerde staten. Zo ik
ook daar geen gehoor zal vinden, zal ik in beioep gaan bij de Kroon.
De VOORZITTER: Dames en heren. Ik wil de heer Woestenbeig
graag met een enkel woord antwoorden. De heer Woestenberg heeft
voorlezing gedaan van nogal wat artikelen uit de Kieswet. Voor zover
het de functie van de gemeenteraad betreft, is het natuurlijk volstrekt
duidelijk dat vandaag het onderzoek van de geloofsbrieven en de juist
heid van die geloofsbrieven aan de orde zijn, d. w.z, de mededeling
van de aanneming van de benoeming, de mededeling over openbare
betrekkingen, het uittreksel uit het Bevolkingsregister van de nieuwe
leden en de brief van de voorzitter van het centraal stembureau.
Aan het adres van de heer Woestenberg wil ik nog opmerken dat zijn
brief van 28 juni, waarin hij zijn bezwaren tegen de verkiezingen uiteen
heeft gezet, ter visie heeft gelegen. Ik neem aan dat de leden van de
raad van die brief kennis hebben genomen. De brieven d.d. 7 juli waren
gericht aan het college van burgemeester en wethouders, en één daarvan
aan de voorzitter van de gemeenteraad. Voor zover dat mogelijk was,
zijn die brieven door het college van burgemeester en wethouders beant
woord. Met name ten aanzien van de ter visielegging van de stukken
is op 13 juli geantwoord dat de heer Woestenberg de processen-verbaal
van de zittingen van de stembureaus op 3 juni opnieuw kan inzien.
Hij moet zich daartoe wenden tot de chef van de afdeling Burgerlijke
Stand en Bevolking. De heer Woestenberg is op 5 juni aanwezig ge
weest bij de openbare zitting van het centraal stembureau. Die gelegen
heden heeft hij dus gehad.
Vervolgens wil ik erop wijzen dat in geen van de stembureaus ook maar
enig bezwaar is geuit; dat blijkt althans niet Uit de opgemaakte processen-
verbaal. Ik vind dat een belangrijk gegeven. Van ongeldigheid van de
stemming is uit de processen-verbaal niets gebleken. De heer Woesten
berg heeft gelijk als hij zegt dat de geloofsbrieven van de nieuw be
noemde leden van de raad voor 10 augustus moeten worden goedgekeurd.