534
16 JULT 1970
Als men voor de rechtbank staat moet men de waarheid spreken en niets
dan de waarheid. Ik spreek niets dan de waarheid, wanneer ik zeg dat
een blanco stem veranderd is in een P. A.K. -stem en dat opzettelijk
een "Boeren-stem" is weggemaakt. Als er één fout was gemaakt, zou ik
dat nog kunnen begrijpen, maar ik kan niet aannemen dat er buiten schuld
meerdere fouten gemaakt kunnen worden.
Het is mij verder opgevallen dat in het stembureau aan de Elandstraat
één van de eerste ambtenaren van Breda als voorzitter aanwezig was en
dat er slechts één stem ongeldig was. Deze ene ongeldige stem betrof
de P.P.P. Dat heeft mij natuurlijk ook aan het denken gezet. Wij zijn
op onderzoek uitgegaan en hebben een vrij groot aantal gegevens ver
zameld. die wij nog even willen bewaren. Voorlopig stellen wij alleen
vast dat op nr, 7 van lijst 7 meer voorkeurstemmen zijn uitgebracht dan
het centraal stembureau heeft vastgesteld. Ik kan u meedelen dat de
rijksrecherche op mijn verzoek een onderzoek zal instellen. Nu hoop
ik dat u de raad in overweging wilt geven over te gaan tot een herver
kiezing in de stad Breda. Voor heel veel mensen zou dit een geruststel
ling zijn. Wanneer u daartoe niet besluit, deel ik u mee dat ik morgen
in beroep zal gaan bij gedeputeerde staten.
De VOORZITTER: Ik stel de raad voor de laatste mededeling van de
heer Woestenberg voor kennisgeving aan te nemen. Op het verzoek van
de heer Woestenberg de raad voor te stellen tot een herverkiezing te
besluiten ga ik niet in. Ik stel u slechts voor het rapport van de com
missie tot onderzoek van de geloofsbrieven te aanvaarden. Kunt u met
dat. rapport: instemmen?
De heei WOESTENBERG: Het spijt mij wel, maar ik zal tegen moeten
stemmen. Ik heb niets tegen de personen zelf, maar in het licht van de
opmerkingen die ik heb gemaakt, wil ik geacht worden te hebben tegen
gestemd.
Vervolgens worden de ingekomen stukken 2a en 2b voor kennisgeving
aangenomen.
Het rapport van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven
van de nieuw benoemde leden van de raad wordt aanvaard, zodat tot hun
toelating is besloten, onder aantekening, dat de heer Woestenberg geacht
wil worden te hebben tegengestemd.
6. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET DOEN
VAN EEN VERZOEK AAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-BRABANT
OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 11, LID 5, VAN DE GRENSWIJZIGINGSWET
VAN 30 MAART 1961, S. 117, EEN REGELING TER BEVORDERING VAN
EEN DOELMATIGE DRINKWATERVOORZIENING TE TREFFEN.
(Bijlage nr. 254).
De heer VAN WERKHOOVEN: Over dit punt is in de afdelingsverga
dering geruime tijd gesproken en de afdeling was niet erg blij met dit
voorstel. Uit het voorstel blijkt namelijk dat er tussen twee partijen
bindende afspraken zijn gemaakt, namelijk tussen de gemeente en het