537
16 JULI 1970
Ondanks alle moeite die is gedaan tot het moment waarop wij de
raad en de aandeelhouders van de Noordwest Brabantse waterleiding
maatschappij benaderden -- ook daarna heeft het college niet stil ge
zeten -- is het ons niet gelukt. Het college heeft alles gedaan om te
trachten de besluiten van de raad te effectueren. De voorzitter van
de raad, die deel uitmaakt van de raad van commissarissen, heeft er
ook alles aan gedaan wat mogelijk is. Wij zitten nu echter in deze
situatie. Dat spijt ons, zoals het u ook spijt.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voor
stel besloten.
7. MEDEDELING VAN BURGEMEESTER-EN WETHOUDERS OVER HET
CIVIC-CENTREPLAN.
iBijlage nr. 259).
De heer VAN CAULIL. Onze fractie stemt met uw voorstel in. Wij
willen er op wijzen dat de laatste tijd herhaalde malen wordt gevraagd
verschillende activiteiten op te schorten tot het college en de raad in
nieuwe samenstelling bijeen komen. In uitzonderingsgevallen mag dat
juist zijn, maar er is ook planning op langere termijn noodzakelijk.
Vooral op het terrein van de stedebouwkunde is dit een bittere noodzaak.
Wij achten het dan ook juist dat wanneer het college een "erfenis™ achter
laat zijn visie bekend is. Wij vinden het juist als het college normaal
doorgaat met het maken en uitvoeren van plannen tot de laatste dag
van zijn zittingsperiode. Wij juichen het onderhavige voorstel dan ook
toe.
De heer SPANJER: Wij zijn ook bijzonder ingenomen met deze mede
deling. In de vergadering van 16 april van dit jaar was het toch wel dui
delijk dat uw college er niet meer in zou slagen in deze zittingsperiode
het civic-centreplan geheel gereed te krijgen. Ik zie deze mededeling
dan ook niet zozeer als een stellingname in de geest van laat alles maar
liggen voor de nieuwe raad, maar doodeenvoudig als een praktische
overweging» Wij zijn ingenomen met het feit dat u de zaak niet hele
maal laat liggen en de komende maanden helemaal niets hieraan wilt
gaan doen. Wij zijn blij dat u toch voor een bepaalde continuïteit wilt
zorgen door toch reeds een inventarisatie te maken waaraan het nieuwe
college en de nieuwe raad waarschijnlijk veel behoefte zullen hebben
en waar zij waarschijnlijk heel goed gebruik van kunnen maken.
De heer VAN DER WERFF: Ik wil mij graag bij de vorige sprekers
aansluiten want ook wij vinden deze mededeling bijzonder te loven.
Ik wil niet in herhaling vervallen met betrekking tot de argumenten,
maar het verheugt ons dat het raadsbesluit van 9 november 1969 geen
realiteit is geworden. De mensen die de notulen kennen weten dat van
verschillende zijden vanuit de raad is gepleit voor het opnieuw bezien,
voor een "herijk" van het begrip civic-centre. Ik acht het verheugend
dat dit college en deze afbrokkelende raad -- zoals te zien is -- geen
legaat met noodzaak van boedelbeschrijving willen nalaten, maar een