541 16 JULI 1970 wij de kans dat: allerlei van stapel gaa.t zonder dat de inspraak geieali - seerd is. Ik zou dat in dit stadium erg jammer vinden, juist nu wij met een geheel schone lei kunnen beginnen. Het zou heel goed zijn als de nieuwe raad en het nieuwe college aandacht schonken aan het scheppen van een kader voor het medewerken van belangstellenden. Van daar uit zou moeten worden gewerkt aan een plan. De heer MENDES: Uw mededeling slaat op het civic-centre plan. De plaats voor dit civic-centre beslaat maar een gedeelte van het ge bied dat valt onder de bebouwingsverordening noord-oost Breda. Straks krijgen wij een voorstel voor het vaststellen van een bestemmingsplan voor de Leuvenaarstraat en de Middellaan. De bebouwingsverordening voor noord-oost Breda moet dan voor dat gedeelte worden ingetrokken. Wat zijn nu de plannen ten aanzien van de bebouwingsverordening noord-oost wat het nog niet gerealiseerde gedeelte betreft, buiten het gebied waar het civic centre was gedacht? Er zijn nog meer gedeelten van het oude plan die nog niet gerealiseerd zijn en daarover wordt in uw mededeling niets vermeld. Misschien kunt u daar nog iets van zeggen. De VOORZITTER: De vreugde van de heer von Schmid wordt door het college gedeeld. Ik zou er echter een kanttekening bi] willen plaatsen. Het meepraten, meedenken en meedoen in dit civic-centre plan heeft een vrij belangrijke maar heel beperkte probleemstelling. Ik wil daar het volgende mee zeggen. Zoals het hier met betrekking tot de bouw van het civic-centre getraceerd is, met de inschakeling van de raad en van mensen van buiten de raad, is er nog geen sprake van een stede - bouwkundige adviesraad. Ik zeg dit waarschijnlijk volslagen ten overvloede. De heer von Schmid heeft de stedebouwkundige adviesraad hier even bij genoemd, maar ik wil duidelijk zeggen dat in dit geval inspraak van de raad en van anderen, hoe belangrijk ook, beperkt zal moeten zijn. Ten aanzien van de opmerking van de heer Mendes moet ik opmerken dat de kwestie van het stadsplan en de bestemmingsplannen bij deze mededeling niet aan de orde is. Ik heb geprobeerd tot uitdrukking te brengen dat in het plan van 1966 juist voor dit gebied de bestemming bijzondere bebouwing gold. Dat is het enige wat ik heb willen aanvoeren. Wat er verder mee moet gebeuren als het voorbereidingsbesluit aan de orde is moet hier niet bij betrokken worden. Het is natuurlijk duidelijk dat deze zaken'indeloop der tijd aan de orde zijn geweest en wanneer zij wijziging behoeven zullen zij in de toekomst aan de orde komen. Ik doe er verstandig aan de beantwoording hierbij te laten. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten de mededeling van burgemeester en wethouders voor kennisgeving aan te nemen, onder aantekening dat de raad met instemming van dit stuk heeft kennisgenomen. 8. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE SCHIKBAARSTELLEN VAN EEN VOORBEREIDINGSKREDIET VOOR DE "GALDERSE MEREN".

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 541