543
16 JULI 1970
De heer MEL-ZER: De Havermarkt.
De heer VON SCHMID; Bij het opstellen van recreatieprioriteiten
zou men heel goed na het onderzoek tot de conclusie kunnen komen dat
men in Breda andere behoeften heeft dan die welke uitgaan naar het re
creatieschap Galderse Meren. Er zou meer behoefte kunnen zijn aan een
extra openluchtbad en er zijn natuurlijk meer onderwerpen te bedenken,
die binnen de bebouwde kom van Breda aan de behoefte voldoen. Ik wil
niet beweren dat dat het geval is, maar het gaat mij om de vraag of dat
is onderzocht. In verband daarmee kunnen wij ons afvragen of er voldoende
gegevens bestaan over het aantal recreanten uit de randstad Holland en uit
andere streken. Bovendien weten wij niet welk vertier deze mensen zoeken.
De zin in het voorstel komt. mij voor als een raming op vrij losse verwach
tingen en naar mijn oordeel mag daarmee niet worden volstaan.
Ik moet er de nadruk op leggen dat een voorafgaand onderzoek ge
boden is. Dit is des te meer noodzakelijk omdat er natuurlijk een dui
delijke relatie zal bestaan tussen de eventuele bereidheid van het minis
terie van C. R. en M. tot het verlenen van subsidie en het voorhanden zijn
van het resultaat van een dergelijk onderzoek.
In eerste instantie wil ik stellen dat de wethouder mij ervan zal moeten
overtuigen dat dit onderzoek heeft plaatsgehad of zal plaats hebben, door
deskundigen op dit gebied, alvorens ik kan besluiten wat ik ten aanzien
van dit voorstel zal moeten doen.
Ik wil ten aanzien van de grondaankopen tenslotte nog vragen of dat
inderdaad zo vlot verloopt als hier wordt gesteld.
De heer VAN CAULIL: Ik was niet van plan over dit voorstel iets te
zeggen omdat onze fractie met dit voorstel instemde. Gezien het betoog
van de heer von Schmid wil ik toch een paar opmerkingen maken. In onze
fractie is men van mening, dat men, wanneer men juist kiest en gebruik
maakt van de bestaande mogelijkheden, goed handelt. Hier bestaat de
mogelijkheid aan te sluiten op de aanleg van de nieuwe weg en voor
zieningen in een bestaand recreatiegebied te treffen. Het gaat om de
meubilering en dat is een noodzakelijke voorziening. De behoefte hieraan
is al duidelijk gemaakt door de aanwezigheid van recreanten, niet alleen
uit de naaste omgeving maar ook uit de wijde omtrek, zelfs uit de omge
vingvan Rotterdam en Antwerpen. Dit is niet iets van de laatste jaren,
dit is al langer het geval. Wanneer wij nu kunnen komen tot het instellen
van een recreatieschap, in een prettige samenwerking gebruik makend
van de mogelijkheden, vind ik het een geweldige daad er op het juiste
moment op aan te sluiten.
Over de studie die gemaakt moet worden voor het treffen van de voor
zieningen wordt in het stuk duidelijk gesproken. Uit het betoog van de
heer von Schmid meende ik te beluisteren dat hij twijfelt aan de behoefte
in het algemeen. Voor onze fractie stond echter duidelijk vast dat die
behoefte bestaat.
De heer SPANJER: Uit het betoog van de heer von Schmid heb ik de
indruk gekregen dat hij de zaken omdraait. Hij doet net of wij op een