545 16 JULI 1970 goed leent voor recreatie. De Grontmij heeft op dit gebied elders in het land zeer veel ervaring opgedaan. In de kostenraming vindt u dat er aan het recreatieprobleem als zodanig aandacht wordt geschonken en wij behoeven daarover niet ongerust te zijn. Het gaat niet om de vraag waar wij een recreatiegebied zouden moeten gaan stichten. Hier is een gegeven waarvan wij moeten uitgaan. Er is ten aanzien van het inschakelen van de raad natuurlijk geen enkel bezwaar tegen aan het verzoek van de heer Melzer te voldoen. De heer VON SCHMIDi Naar aanleiding van de opmerking van de heer van Caulil wil ik opmerken dat ik niet heb gezegd dat de behoefte niet bestaat. Ik heb alleen maar gevraagd of het zeker is dat die behoefte bestaat. Dat is iets anders.' Ik geef direct toe dat hierover enkele maanden geleden een besluit is genomen. Het zou echter toch goed zijn er even bij stil te staan, omdat wij, als wij tot de overtuiging zouden komen dat het besluit niet geheel juist zou zijn, er altijd op terug zouden kunnen komen. Wij zouden er anders over kunnen gaan denken. Het gaat mij echter om het onderzoek. De wethouder zegt heel duidelijk dat het onderzoek plaats zal vinden. Daar gaat het mij eigenlijk om. Het gaat mij om de vraag wie dat onderzoek zal doen en hoe het zal worden gedaan. De wethouder zegt nu dat hij ervan overtuigd is dat dat bij de Grontmij in goede han den is, omdat de Grontmij elders veel ervaring heeft opgedaan. Ik neem dat direct aan en ik. neem ook aan dat de Grontmij het onderzoek zeer consciëntieus zal uitvoeren. Daarbij blijft de vraag bestaan of de Grontmij voldoende rekening houdt met de moderne eisen die ten aanzien van onder zoek op het terrein van de recreatie worden gesteld. Dat is de vraag, want de Grontmij is niet gesticht met de bedoeling de recreatie in Neder land te bevorderen. De Grontmij heeft economische belangen bij de plannen die zij maakt. Het is de laatste jaren duidelijk geworden dat het onderzoek naar hetgeen de mensen willen en wensen met grote sprongen vooruit is gegaan. Er bestaan allerlei nieuwe opvattingen over, waarbij ook verschillende wetenschappen, zoals de sociologie, betrokken zijn. Het is dan natuurlijk de vraag - -ik wil die vraag voor de goede orde nog even stellen -- of de wethouder ervan overtuigd is dat het onderzoek dat door de Grontmij wordt gedaan zal beantwoorden aan de moderne eisen die aan een dergelijk onderzoek naar de behoefte aan recreatie mogelijkheden moeten worden gesteld. In aansluiting daarop zou ik willen vragen of het niet mogelijk is dat bepaalde instituten, die ook in Breda gevestigd zijn -- ik denk aan de sociografische dienst en aan het toeristisch instituut mede worden ingeschakeld bij het onder zoek naar de behoeften van zowel de Bredase als de buiten-Bredase recreanten. Wethouder GIELEN: De vraag luidt eigenlijk of ik ervan overtuigd ben dat de Grontmij het onderzoek volgens de moderne beginselen zal kunnen uitvoeren. Ik moet op die vraag antwoorden dat ik er ten volle van overtuigd ben, omdat voor zover mijn inlichtingen gaan, de Gront mij juist op dit gebied over specialisten beschikt. Wij moeten ervan uitgaan dat de Grontmij uitgaat van de moderne eisen en niet van eisen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 545