546
16 JULI 1970
die niet meer tot deze tijd behoren. Ik. neem daarbij aan dat de Gront-
mij bij het onderzoek niet zal voorbijgaan aan de deskundigheid die in
Breda is samengebald.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voor
stel van burgemeester en wethouders besloten.
9. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT VASTSTEL
LING VAN HET BESTEMMINGSPLAN LEUVENAARSTRAAT-MIDDEL-
LA AN 1969.
De heer MENDES: Ik heb slechts één opmerking. Als wij een rechts
geldig besluit willen nemen, moet op pagina 2 van het besluit onder
2a, waar staat: "De bebouwingsverordening binnenstad noord-oost, vast
gesteld bij zijn besluit van 12 februari 1957", de datum worden veranderd
in 13 februari 1957.
De VOORZITTER: Mag ik afspreken dat wij dit zullen nagaan. Ik neem
aan dat de heer Mendes het, met zijn kennis van zaken aangaande het
verleden, bij het juiste einde heeft. Wanneer dat mocht blijken zullen
wij de datum veranderen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voor
stel van burgemeester en wethouders besloten.
10. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT KREDIET-
VERHOGING VOOR DE AANLEG RIOOLWATERAFVOERLEIDING VAN
BREDA NAAR HET HOLLANDSCH DIEP.
Wordt van de agenda afgevoerd.
11. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT ONBEWOON-
BAARVERKLARING VAN DIVERSE WONINGEN.
De heer VON SCHMID: Het gaat hier onder andere over een woning
Zandbergweg 205a. Uit mijn inlichtingen blijkt dat de woning gedurende
een week heeft leeggestaan, van 1 tot 6 juli, en sindsdien wordt de woning
weer bewoond door een familie van Dijk. De vraag rijst nu waarom men
er weer mensen in heeft laten wonen en nu dit voorstel doet. De vraag
rijst dan of er geen sprake is van verwisseling met een ander pand. Het
pand naast het bewuste pand schijnt gedeeltelijk over te lopen in het
pand 205a. Ik weet niet of er een vergissing in het spel is, maar het is
natuurlijk wat merkwaardig dat sinds kort een familie is gehuisvest in
een pand dat onbewoonbaar wordt verklaard. Ik weet niet. of er direct
een antwoord op deze vraag te geven is, maar het lijkt mij toch goed
als wij er zeker van zijn dat wij het goede pand voor ons hebben.
De VOORZITTER: Dat ben ik met u eens.