562
16 JULI 1970
35.VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT WIJZIGING
VAN DE DRANK - EN HORECA VERORDENING BREDA 1967.
De heer LOHMANN: Het aantal horecabedrijven in Breda is de laatste
jaren nogal aanzienlijk toegenomen. De functie van vermaakcentrum van
Breda is natuurlijk belangrijk, maar ik ben van mening dat ook rekening
gehouden moet worden met de belangen van de bewoners. De binnen
stad van Breda behoudt een functie als wooncentrum en moe' haar leef
baarheid behouden. Uit de pers hebben wij kunnen vernemen -- er zul
len zeker meer van dit soort gevallen zijn waar wij dan niets van afweten --
dat mensen gedwongen zijn de binnenstad te verlaten omdat zij geen be.~
hoorlijke nachtrust meer kunnen genieten. Bij het bepalen van het sluitings
uur van de horecabedrijven moet daarom wel degelijk rekening gehouden
worden met de belangen van anderen dan de exploitanten van deze onder
nemingen, en met de bezoekers daarvan. De andere bewoners ondervinden
vooral last van de geluidshinder die dit soort ondernemingen veroorzaakt.
Ik weet dat dit voorstel niet erg ingrijpend is, want het betreft de inrich
tingen waarvan men niet zo erg veel last heeft, -- dus niet de bars en de
nachtbars -- waarvan het sluitingsuur wordt verlengd. Dit voorstel zou
echter een begin kunnen zijn van een nog verdere verruiming van het
regiem op dit gebied. Ik zou daarom uitdrukkelijk willen verzoeken wel
degelijk rekening te houden met de bewoners van de binnenstad en met
het leefbaar houden van de binnenstad voor hardwerkende mensen die hun
nachtrust nodig hebben, als in de toekomst dergelijke voorstellen aan de
orde komen. Ik betreur het daarom dat niet alleen in het weekeinde het
sluitingsuur wordt verlengd, maar ook op maandagmo'gen, die toch echt
niet tot het weekeinde gerekend kan worden. Tal van mensen moeten
maandagochtend op een vrij vroeg tijdstip weer met hun weektaak be
ginnen en doen dat graag behoorlijk uitgerust na een behoorlijke nacht
rust.
Het toezicht op de horecabedrijven en het vaststellen van een sluitings
uur stoelt niet op de drank- en horecawet -- die heeft alle zaken betref
fende de horecabedrijven uitputtend geregeld, maar berust, zoals in de
considerans van de drank- en horecaverordening van de gemeente staat,
op artikel 168 van de Gemeentewet, dat bepaalt dat de raad verordeningen
moet maken in het belang van de openbare orde, zedelijkheid en gezond
heid. Ik geloof zelfs dat -- het klinkt misschien wel een beetje vreemd --
hier de gezondheid mee gemoeid is. De zorg voor een redelijke nachtrust
van de mensen is wel degelijk een zaak de gezondheid betreffende.
De heer VON SCHMID: Ik zou graag over dit stuk een enkele opmerking
maken. Allereerst zou ik willen vaststellen dat ik de opmerkingen die
zoeven gemaakt zijn met interesse gevolgd heb. Ik meen dat er twee
kwesties zijn, namelijk de sluitingsuren van de horecabedrijven en daar
naast de kwestie van wooncentrum en leefbaarheid van de stad. Die houden
natuurlijk verband met elkaar en hier is sprake van een heel belangrijk
vraagstuk, dat echter naar mijn mening op dit moment niet behandeld
wordt. Nu wordt gepraat over de wijziging van de drank- en horeca
verordening. Het heeft te maken met het gedrag van de mensen of een
bar wat langer of korter open is. De vraag is of de bewoners er last van
hebben, maar die vraag wil ik niet verbonden zien met de opmerking
die ik nu ga maken.