563
16 JULI 1970
Als men het stuk leest kan men zeggen dat et niets meer aan toe te
voegen is en dat iedereen het er volkomen mee eens is. Als leek vraag
ik mij echter a.f of alle barhouders er zo vreselijk op gebrand zullen
zijn -- ik weet het niet, misschien is het zelfs geen onderdeel van over
leg geweest -- iets eerder open te gaan op bepaalde dagen. Dat gebeurt
dan op uren dat zij waarschijnlijk niet veel mensen in de zaak zullen
krijgen. Het zwaartepunt van hun belangstelling zal liggen bij het latere
sluitingsuur. Ik vraag mij af of alle barhouders er in eerste instantie mee
akkoord gingen dat de zaak eerder open zou gaan, terwijl de sluitingstijd
dezelfde zou blijven. Door middel van bonnen a 1,50 kan de sluitings
tijd verlengd worden.
De heer VAN CAULIL; Wanneer ik het goed begrijp wordt in eerste
instantie de nadruk gelegd op de geluidshinder. Ik stel mij voor dat men
in dit verband zeker medelijden zal hebben met de horeca-exploitant,
want die zit er het dichtste bij. Bij elk werk, welk geluid dan ook, is
overmatig geluid storend en ik kan mij voorstellen dat geen horeca-
exploitant behoefte heeft aan lawaai. Verschillende zaken hebben zelfs
van achter het buffet de mogelijkheid het geluid van de muziek te temperen.
Er zijn veel automaten die eigenlijk door het publiek worden bediend. De
gehele dag door vraagt men naar meer geluid. Ik geloof dat dit een teken
des tijds is. Waar men ook komt merkt men dat, bijv. in een garage,
een werkplaats of een winkel. Tijdens een voetbalwedstrijd is er in de
pauze niet even rust, de muziek begint direct en dat is blijkbaar niet
voldoende, want men pakt ook nog de transistoaadio he dan bij het oor
gehouden wordt om nog meer geluid te horen. Dit is nu eenmaal een tijd
van geluid. De geluidshinder wordt niet alleen bepaald door het hebben
van muziek in de horecabedrijven. Onlangs las ik in het een of andere
blad dat vooral brommers zoveel geluidshinder veroorzaken dat dit eigen
lijk onder de aandacht van de overheid gebracht zou moeten worden.
Dit wordt een verruiming van de sluitingstijd. Als antwoord op de heer
von Schmid kan ik zeggen dat de exploitanten er in het algemeen niet
allemaal even gelukkig mee zijn. Dit is service aan het publiek. In het
stuk staat duidelijk dat er een andere drink- en leefgewoonte is. Zelfs na
de televisie komt men nog de bedrijven binnen en dat zorgt voor een ge
heel ander uitgangspa troon. Wij hebben allemaal nieuwe ideeën. Schijn
baar zitten wij echter met onze gedachten, met spreekwoorden en derge
lijke dermate vastgeroest aan de middeleeuwen dat wij eigenlijk nog
helemaal in de middeleeuwen leven. Een van die spreekwoorden is
bijvoorbeeld "De laatste man de zak opgeven. Ik geloof dat dit spreek
woord afkomstig is uit het zakkendragersgilde, terwijl men in Breda meent
dat dit afkomstig is van een graanmarkt waaraan vrachtwagens te pas
komen. Dat is nu eenmaal niet het geval. Wij moeten begrijpen dat dit
echt geen intentie is tot verruiming. In het overleg met werknemers is
duidelijk afgesproken dat hier geen sprake is van "zonder meer alle be
drijven". Dat is ook onmogelijk, want die verruiming zal in speciale
bedrijven komen. In een groot bedrijf, waar bijvoorbeeld keukenperso-
neel zal zijn, zal men die service niet kunnen bieden. Uiteindelijk is
dit niets anders dan een wens van de consument.