583.
16 JULI 1970.
De vergadering wordt hierna voor een korte schorsing onderbroken.
De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
Ik wil nu terugkomen op de vragen en de verklaring van de heer
Melzer en daarbij tegelijkertijd nog ingaan op de opmerkingen en niet
in de laatste plaats op de interruptie van de heer Smit» die gezegd
heeft dat de gemeente Breda een contract heeft met Zeebregts dat vol
gens deze redenering niet wordt nagekomen.
Inderdaad is er een contract met Zeebregts, dat ook in deze tijde
lijke overeenkomst blijft bestaan. De tekst van deze overeenkomst en
de verplichting waarover ik straks heb gesproken, ligt vast. Intussen heeft
Zeebregts natuurlijk verplichtingen en wellicht ook mogelijkheden in
zijn contacten met de belegger. Ik teken daarbij aan dat wanneer an
deren die verplichtingen zouden kunnen overnemen - ik kom daar straks
op terug - de grondopbrengst hoogst waarschijnlijk niet hoger zal zijn,
zodat ook in een dergelijke situatie een gat zal blijven bestaan.
Ik heb in de loop van mijn betoog al gezegd dat burgemeester en
wethouders van oordeel zijn dat de kans van slagen bij handhaving van
deze tijdelijke overeenkomst het grootst is, maar wanneer zich de si
tuatie zou voordoen - in zekere zin kan men daarop hopen - dat er
belangstelling van anderen zou zijn, dan zal de overeenkomst met
Zeebregts moeten worden verbroken. Het college is echter zeker van
mening dat het in dat geval niet alleen overweging verdient maar ook
moet worden bevorderd. Het college is vanzelfsprekend bereid om,
wanneer deze situatie zou ontstaan waardoor de kans van slagen groter
wordt, op ieder tijdstip het overleg te openen, hetgeen tot resultaat
zou kunnen hebben dat de banden met Zeebregts zouden worden ver
broken. Het is echter duidelijk - daarvoor mijn excuses - dat in de
basisovereenkomst de banden met Zeebregts vanzelfsprekend bestaan.
Ik voeg er voor alle duidelijkheid nogmaals aan toe dat als die moge
lijkheden anders zouden komen te liggen, het college van burgemees
ter en wethouders bereid is het overleg daarover te openen en nauwge
zet te overwegen of het geheel op die andere wijze sneller gerealiseerd
zou kunnen worden.
Ik meen hiermee voldoende duidelijk te zijn geweest. Indien dit
niet het geval is geef ik de raad gelegenheid dit alsnog te zeggen.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Wanneer u stelt dat tussen
tijds met anderen kan worden overlegd, wil ik u wel wijzen op artikel
8, waarin staat dat Zeebregts tot 1 januari 1973 de tijd heeft. Ik meen
dat wij Zeebregts met het aannemen van dit voorstel tot die datum de
tijd geven.
De heer SMITDat is inderdaad waar en dat hebben de heren Mel
zer en Van der Werff en ik voor de schorsing ook al betoogd. Mijn uit
gangspunt is dat contracten moeten worden nageleefd, dat geldt voor
u evenzeer als voor ons. Wanneer u deze nieuwe overeenkomst sluit
met uw oude contractspartner en u vindt iemand anders die het project
wil realiseren zonder dat de gemeente zich deze opoffering behoeft te