584 16 JULI 1970. getroosten, dan zult u daarvoor de medewerking van uw contractspart ner, met wien u een bindend contract hebt aangegaan, nodig hebben. Het valt niet te verwachten dat deze contractpartner dezelfde tege moetkomende houding zal aannemen als het college zich op het ogen blik voorstelt ten opzichte van hem aan te nemen. De VOORZITTER: Hierover wil ik dan graag nog een laatste opmer king maken. Ik geef volmondig toe dat het hele karakter van de rege ling ligt opgesloten in die gebondenheid tot 1 januari 1973. Daarover kan geen verschil van mening bestaan. Wanneer men geluisterd heeft naar mijn argumentatie - daar twijfel ik niet aan - weet men dat de verplichtingen en mogelijkheden voor Zeebregts blijven bestaan. Ook wanneer het project door anderen wordt uitgevoerd zal de grondopbrengst niet hoger zijn en zal het gat blijven bestaan. Ik meen niet teveel te hebben gezegd wanneer ik stel dat wanneer zich andere mogelijkheden voordoen het college van burgemeester en wethouders het voor de hand liggend achten het overleg over de overeenkomst - dat kan wel, maar dat moet dan vanzelfsprekend door beide partijen gebeuren - Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Met déze bepaling kan dat niet, dan zult u de datum moeten laten vervallen. De VOORZITTER: Dat geldt dus voor deze tijdelijke regeling. Dat was aanvankelijk niet het geval, ook gisteren niet, ook in februari 1968 niet. Bij handhaving en toepassing van het bekende artikel 10 was er eenzelfde situatie. In dat opzicht is de zaak dus gecontinueerd en is er in wezen geen nieuwe situatie ontstaan, want die bestond al in het oude contract. Dat zal men toch met mij eens moeten zijn, in dit opzicht is er geen verschil. Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS: Hier staat: wordt getroffen. De VOORZITTER: Als u mij kunt aantonen dat er een verschil is tussen het oude contract en de nieuwe regeling zeg ik "ja", maar als wij niet met dit voorstel waren gekomen zou er in dit opzicht geen verschil zijn. Wanneer men dat wil veranderen moet in feite ook de oorspronkelijke basisovereenkomst met Zeebregts worden herzien. Ik kan dus alleen maar zeggen dat - en verder kan ik niet gaan - die band bestaat en dat men, wanneer zich andere situaties voordoen, om de tafel zal moeten gaan zitten. Dat is geen nieuwe situatie, want die bestond al en die is gelijk gebleven. Ik meen dat wij nu voldoende over dit voorstel van gedachten heb ben gewisseld en dat wij onze bedoelingen voldoende duidelijk naar voren hebben gebracht. Het college persisteert bij hetgeen in het voor stel en de voorlopige overeenkomst staat en ik stel u voor thans tot stem ming over te gaan. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierna met 12-8 stemmen aangenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 584