13 AUGUSTUS 1970. 5 96. De notulen van de vergadering van 11 juni 1970 worden hierna zonder hoofdelijke stemming aldus gewijzigd vastgesteld. 2. VOORGESTELD WORDT DE VOLGENDE STUKKEN TER AFDOENING IN HANDEN TE STELLEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS: a. schrijven van het Aktie Comité Breda Zuid, alsmede een vier tal brieven van winkeliers en bewoners van de Fatimastraat en omgeving, houdende bezwaren tegen de vestiging van een cash en carry-bedrijf in het pand Fatimastraat 100. De heer VAN CAULIL: U stelt voor de stukken ter afdoening te stellen in handen van burgemeester en wethouders. Ik geloof dat ik nog nooit zo duidelijk de betekenis heb gevoeld van die term "in handen stellen", want ik heb echt het gevoel dat dit nu door de raad uit handen wordt gegeven. U zult het zo wel niet bedoelen en het is een formulering die ook al jarenlang gebruikelijk is, maar ditmaal valt het mij op. Er is een verzoek gericht aan de raad en er zijn vier brieven bin nengekomen. Wanneer wij die nu zonder meer uit handen zouden ge ven geloof ik niet dat dat juist is. Ik ben namelijk van mening dat die brieven meer aandacht verdienen en dat wij er daarom niet onderuit kunnen u te vragen in welke geest het college deze stukken denkt af te doen. Die brieven zijn namelijk zeer belangrijk, als zij over ver keerszaken gingen zou ik zeggen het is een kwestie van leven en dood. Ik kan ze dan ook niet zonder meer afdoen zonder uw aandacht erop te vestigen. Aan de andere kant is het misschien toch wel een kwestie van leven en dood, al is het dan alleen materieel. Er hebben zich in die omgeving neringdoenden gevestigd die verwachtingen hebben en die hebben geïnvesteerd. Die zijn misschien gedwongen geweest hun investeringen te verhogen door de eisen die wij stellen aan de bouw, waarbij ik bijvoorbeeld denk aan het Valkeniersplein, enz. Er is een onderhoud geweest met deze mensen waarin zij hun standpunt hebben kunnen toelichten - ik zie wethouder Gielen al instemmend knikken - en mijn vraag in eerste instantie is dan ook hoe het college deze zaak denkt af te doen. Wanneer dat namelijk niet helemaal bevredigend zou zijn en wij geven het als raad gewoon uit handen dan zouden wij naar mijn mening niet juist handelen. Ik ben zeer benieuwd naar een toelichting daarop alvorens ik hiermee akkoord kan gaan. De VOORZITTER: Het is misschien wel mogelijk daarop een toelich ting te geven, maar ik wil u er graag op wijzen, mijnheer Van Caulil, dat het ter afdoening in handen stellen van burgemeester en wethouders vanzelfsprekend betekent dat het college de zaak afdoet, het staat er duidelijk en het is bepaald geen nieuwe formulering. Het afdoen is ook een bevoegdheid van het college en dat u uw nieuwsgierigheid naar de manier waarop het zal worden afgedaan niet kunt bedwingen neem ik u helemaal niet kwalijk, die vraag is heel terecht. Het feit echter dat zaken door het college kunnen worden afgedaan en ook worden afgedaan moeten wij mijns inziens niet ter discussie stellen. Ik kan mij de vraag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 596