599. 13 AUGUSTUS 1970. eerste instantie bedoelde met te zeggen dat er een wettelijk gegeven is, namelijk het bestemmingsplan. Wanneer iemand eigendommen verwerft in een gebied waarop een bestemming ligt en de voorwaar den van het bestemmingsplan verzetten zich niet tegen de vestiging, dan is het, ondanks alle mogelijke bezwaren van wie dan ook, net goed recht van een dergelijke ondernemer zich daar te vestigen. Ik geloof dan ook, dit in antwoord op de opmerking van de heer Van der Werff naar aanleiding van sub b.dat er een wezenlijk verschil is in de aard van deze gevallen. In. het ene geval gaat het om een subsidie verzoek dat door de Stichting Provinciaal Opbouworgaan aan de ge meente is gericht en waarop door de gemeente wordt geantwoord, terwijl sub a. waarover wij nu praten in feite iets is dat al brj de wet geregeld is en wat in zijn uitvoering correct moet worden toegepast. Ik meen dat wij ons als college bijzonder veilig opstellen door te stellen dat het niet wordt toegestaan als er ook maar enige reden is om aan te nemen dat het niet mag. Dan volgen wij altijd de weg van het vroe gere artikel 20, nu artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening en artikel 50 van de Woningwet. Ik heb er geen bezwaar tegen de raad van de afloop op de hoogte te stellen, maar noch de raad, noch wij kunnen op die afloop invloed uitoefenen, omdat er een wettelijk ge geven is dat moet worden toegepast. De VOORZITTER: Ik meen dat wij kunnen vaststellen dat de af doening van deze zaak tot de competentie van burgemeester en wet houders behoort, dat het - van geval tot geval te beoordelen - nuttig kan zijn dat de raad van het antwoord van het college in kennis wordt gesteld en dat het niet uitgesloten is dat, zoals door de heer Van der Werff en de heer Von Schmid is gesteld, er over deze zaak gediscus sieerd wordt, al moet men zich daarbij vanzelfsprekend wel de nodige beperkingen opleggen. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het stuk ter afdoening te stellen in handen van burgemeester en wethouders. b. subsidieverzoek 1971 van de Stichting Provinciaal Opbouworgaan Noord-Brabant, met het concept-antwoord hierop van het colle ge van burgemeester en wethouders; c. brieven van de heer D.R. Klinkhamer, Ulvenhoutselaan 77 en van de heer F. H.J. M. Raming, Ulvenhoutselaan 48 (mede-on dertekend door een aantal andere bewoners van de Ulvenhoutse laan), waarin bezwaren worden gemaakt tegen de doortrekking van de Allerheiligenweg in zuidelijke richting; d. schrijven van de aktiegroep Gildewijk dd. 13 juli 1970, betref fende de woonsituatie in deze wijk; e. schrijven van de Vrouwen Adviescommissie dd. 8 juli 1970, hou dende klachten over bestrating onder klimrekken in speeltuinen en aanleg speeltuin omgeving Felle noordstraat;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 599