603. 13 AUGUSTUS 1970. matige en goedkope oplossing te vinden, die fraaier is, dan het dicht- metselen van raamopeningen. In het onderhavige geval was bovendien de bouwvallige toestand van de erkers extra reden om de constructie wat te verstevigen met metselwerk. De welstandscommissie bestaat uit onafhankelijke, zelfstandige archi tecten, die het college van burgemeester en wethouders adviseren, in zake plannen tot het bouwen en verbouwen van bouwwerken. VRAAG. De heer VON SCHMID zegt: ik zal geen beschouwing houden, maar wel wil ik mijn vragen met een kort woord toelichten. Bij een aantal omwonenden van de Teolin-fabriek in Breda is ongerust heid ontstaan over het opslaan van een hoeveelheid collodiumwol op het terrein van deze fabriek. De reden daarvan is dat eind mei 1969 een grote brand heeft gewoed, die gevaar opleverde voor de huizen van de omwonenden. Die brand was het gevolg van zelfontbranding van collo diumwol, die ook toen op het terrein aanwezig was. Collodiumwol is een zeer explosieve stof, die naar mij is verteld verwant is aan nitroglyce rine, dat voor springstoffen wordt gebruikt. Na deze gebeurtenis is er een nieuwe opslagplaats in gebruik genomen. In verband hiermee hebben de naaste omwonenden een aanschrijving gehad op grond van de hinderwet. Buiten dit alles om constateert een aantal omwonenden een voortgaande milieuverontreiniging als gevolg van de werkzaamheden van de Teolin- fabriek, die aanvankelijk aan de rand van de stad stond maar thans ui teraard midden in de bebouwde kom haar activiteiten uitbreidt. Op grond van het voorgaande wil ik het college de volgende vragen stel len: 1. Is het juist dat de betrokkenen pas werden aangeschreven op grond van de hinderwet toen de nieuwe opslagplaats al geheel of nagenoeg geheel was ingericht, c.q. in gebruik genomen? 2. Zo ja, is het college dan niet van mening dat hier geen sprake is van een correcte toepassing van de hinderwet? 3. Indien dit het geval is, kan het college dan meedelen waarom de hinderwet niet juist is toegepast? 4. Indien de hinderwet niet juist is toegepast, is het college dan niet van mening dat de gevolgde procedure van nul en generlei waarde is? 5. Hoe komt het dat in het geval van twee huizen onder één kap het ene gezin wel is aangeschreven en het andere niet, ofschoon het eventuele brand en explosiegevaar voor beide even groot is? 6. Wanneer in de toekomst mensen worden aangeschreven op grond van de hinderwet, is het dan mogelijk bij dit schrijven een uittreksel van de hinderwet te voegen, opdat men precies weet wat de hinderwet inhoudt' Het is mij namelijk gebleken dat er op dit punt sprake is van veel gebrek aan kennis en misverstand. 7. Is het college voorts niet van mening dat, gezien de brand van mei 1969, de garantie voor de omwonenden dat er geen gevaar bestaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 603