615.
13 AUGUSTUS 1970.
10. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OM AFWIJZEND
TE BESCHIKKEN OP EEN VERZOEK VAN DE BOVAK OM DE KER
MISSEN IN DE GEMEENTE BREDA IN HET VERVOLG OP ZATERDAG
TE DOEN AANVANGEN.
De heer VON SCHMID: Bij lezing van het voorstel zou men daar
uit kunnen afleiden dat het college spreekt vanuit een soort praktijk
ervaring wat de afwikkeling van kermissen betreft en dat het op grond
daarvan het verzoek afwijst. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat het voor
de exploitanten moeilijk zal zijn tijdig aanwezig te zijn wanneer de
kermis een dag eerder begint, want, zo schrijft het college, "de er
varing heeft aangetoond dat zelfs nog in de nacht van zaterdag op zon
dag exploitanten arriveren en dan nog moeten opbouwen". De moge
lijkheid bestaat dat zij, als het een dag wordt vervroegd, in de nacht
van vrijdag op zaterdag komen, maar dat is een zaak die aan de be
trokken exploitanten moet worden overgelaten.
Men spreekt kennelijk ook uit ervaring wanneer men stelt dat vaak
een andere kermis nog aan de gang is, maar daar staat bij - en dat
heft het argument een beetje op - dat die soms worden verlengd. Dan
krijgt men dus toch de situatie dat zij te laat ergens anders arriveren,
of de kermis nu op zaterdag begint of op zondag.
Dit zijn een paar punten die in het oog springen, maar de hoofd
zaak is dat ik zou willen vragen of er overleg is geweest met de Bond
van Kermisbedrijfhouders zelf en of dat overleg aanleiding is geweest
voor het afwijzen van dit verzoek, of dat dit alleen maar is geschied
op grond van deze praktische waarnemingen.
De heer VAN DUIJL: In de eerste plaats vind ik het een zwak stuk
en in de tweede plaats een slecht antwoord. Ik moet mij min of meer
aansluiten bij wat de heer Von Schmid zojuist heeft gezegd, terwijl
het mij bovendien vreemd voorkomt dat het college op het verzoek van
een organisatie - ik leg de nadruk op één organisatie - om de kermis
sen op een ander tijdstip te doen aanvangen als zijn oordeel geeft dat
dit niet realiseerbaar is, waarmee het de zaak zonder meer afdoet. In
dat verband wil ik mij zeer zeker aansluiten bij de vraag van de heer
Von Schmid, namelijk of er is gesproken met de organisatie die dit
verzoek tot het college heeft gericht.
Overigens geloof ik dat het niet mogelijk is reeds dit jaar - het
college zegt weliswaar op dit moment "nee", maar de mogelijkheid
bestaat tocli dat men tot andere gedachten komt - het aanvangstijd-
stip te veranderen. Ik meen dat wij de deur min of meer open moeten
houden en dat wij eerst met de organisatie zelf moeten praten, als dat
gesprek nog niet heeft plaatsgevonden, om te bezien in hoeverre al of
niet aan het verzoek kan worden voldaan. Als dat niet mogelijk is
dient er ook een duidelijk antwoord te worden gegeven, zodat de or
ganisatie ook weet waarom.
De heer SMITIk wil alleen een opmerking maken naar aanleiding
van de tweede alinea van het voorstel. Uitgangspunt is dat een van de