617.
13 AUGUSTUS 1970.
omringd. Dat is niet alleen een kwestie van een hobby van het colle
ge, maar in persoonlijk contact met die mensen tot stand gekomen.
Wil de kermis, ook in economisch opzicht, voldoen voor de exploi
tanten, dan dient die kermis met de nodige zorg en accuratesse te
worden omringd. Dat is een van de dingen die bij veel kermissen als
een groot nadeel wordt ervaren, namelijk dat men te laat komt op de
kermis of dat men te vroeg weggaat, waardoor de sfeer op de kermis
wordt verpest en waarvan de exploitant die een standplaats heeft naast
degene die te laat komt of te vroeg vertrekt ook duidelijk de econo
mische nadelen ondervindt. Dat heeft er toe geleid dat wij een vrij
strak, maar toch een prettig regiem hebben ingesteld - de verstand
houding met de kennisbonden is bijzonder goed - waarmee bereikt kan
worden in een wereld die erg gevoelig is dat de kermis van Breda model
kan staan en waarbij wij ook kunnen hopen dat de economische resul
taten voor die mensen goed kunnen zijn.
Nu blijkt dat daar - de heer Von Schmid heeft dat meen ik juist
aangevoeld - toch wel ervaring bij te pas komt. Het blijkt dat men
niet zonder meer aan de data van de kermissen kan "morrelen", zo
als in sommige gemeenten wel gebeurt, zonder daardoor het gehele
patroon te verstoren. Daarom menen wij dat wij in Breda als grote
gemeente dit niet op verzoek van één organisatie zomaar kunnen ver
anderen, want de kermis van Breda is zeer in trek. Dat is de grondre-
den, hoewel ik toegeef dat die niet helemaal duidelijk in het stuk ver
meld is.
Wanneer men mij vraagt of dit nu een star autoritair standpunt is
van het college, dan moet ik antwoorden dat dat niet het geval is. Als
uit het contact met de organisaties - maar dan zou ik het toch graag
in een wat breder verband willen zien - zou bnjKen dat net op een an
dere manier goea kan en aai geen schade wordt berokkend aan de elementen
die wij voor een goede kermis bijzonder belangrijk vinden, waarmee de
organisaties het overigens eens zijn., dan valt daarover natuurlijk met ons
te praten. Wij kunnen vanzelfsprekend niet zonder meer uitmaken hoe
groot het aantal kermisdagen is waaraan behoefte is, dat is een vrij
moeilijk gegeven. Aan een nadere bespreking daarvan wil ik mij dan
ook niet wagen.
Ik meen dat ik hiermee de vragen over het voorstel, enigszins los
van de tekst, voldoende heb beantwoord. Het is mogelijk dat ik hier
en daar iets heb vergeten, maar daar wil ik dan in tweede instantie
graag op terugkomen.
De heer VAN DUIJL: Ik geloof dat de wethouder heeft goedgemaakt
wat er aan het stuk ontbreekt. Ik meen uit zijn antwoord te mogen op
maken dat het college niet op dat strakke standpunt zal blijven staan
als in de aanvang van het preadvies is weergegeven. Wanneer dat inder
daad het geval is ga ik gaarne met dit voorstel akkoord.
De heer VON SCHMID: Ik kan mij wel aansluiten bij hetgeen de
heer Van Duijl in tweede instantie heeft gezegd. Ik ben zeer onder de
indruk van de "kermiskennis" van de wethouder. Ik zou er alleen nog
aan willen toevoegen dat juist het feit dat Breda model staat misschien