623. 13 AUGUSTUS 1970. die stoot nu niet zo ver zouden zijn geweest. Ik meen dat dit ons leert dat wij ook op andere gebieden waar soortgelijke dingen zich voordoen niet altijd zo huiverig moeten zijn de bevolking tijdig die inspraak te geven. In dit geval is die inspraak in feite een beetje afgedwongen, maar voor de toekomst geldt dat het nog mooier zou zijn als wij de mensen werkelijk aux serieux nemen en eerder kijken of zij er niet in gekend moeten worden. Dat is de les die ik voor ons allemaal, dus voor het gehele gemeentebestuur, uit deze zaak zou willen distilleren. Wethouder GIELEN: Ik stel vast dat men in het algemeen op het standpunt staat dat het voorstel zoals dat door het college van burge meester en wethouders is gedaan voor de raad aanvaardbaar is. Ik heb geluisterd naar de woorden van dank die zijn uitgesproken en ik wil dan ook graag van deze gelegenheid gebruik maken om alle woorden van lof van mij af te schudden en over te brengen naar in de eerste plaats degenen die in onvermoeide arbeid gedurende tweemaal zes lange vergaderingen deze zaken met elkaar hebben doorgesproken op een zeer openhartige en duidelijke wijze. Ik breng die dank gaarne over aan de leden van de commissies, die voor de helft bestonden'uit leden van uw raad en voor de andere helft uit burgers van deze stad, die hun vrije tijd ter beschikking hebben gesteld om, natuurlijk voor henzelf, maar ook voor heel veel anderen deze belangrijke zaken die de mensen zo bezighielden, te bepleiten. Alle dank komt toe aan deze commissies en hun vruchtbare arbeid. Ik wil bij deze gelegenheid die dank ook graag overbrengen aan de ambtenaren die hieraan hebben gewerkt en wier belangrijke adviezen bij de beraadslagingen natuurlijk onmisbaar waren. Wij hebben bij dit werk heel veel steun gehad van het bureau Van Heugten, dat door de commissies zelf gekozen en door het college begin vorig jaar ook als adviserende instantie is aangewezen. Wij hebben daarvan zeer veel vrucht gehad, evenals van het werk van de geluidsdeskundige Ir. Mel- zer. Ik kan wel zeggen dat ook het bureau Van Heugten zich voor de volle 100 "]o met de laatste redactie van dit rapport en met dit voorstel kan verenigen, zoals de heren van het bureau mij persoonlijk hebben meegedeeld. De kwestie van de wijkverwarming heeft een lange geschiedenis en wanneer in het voorstel staat dat wij hopen dat de bron van voortdurende bestuurlijke zorgen nu tot het verleden behoort, wordt daar natuurlijk ook mee bedoeld - al staat het er niet met zoveel woorden - dat vooral ook de zorgen van de mensen die ontevreden waren tot het verleden zullen behoren, want met dat doel is deze hele zaak tenslotte opgezet. Ik wil bij deze gelegenheid nog eens herhalen wat ik vroeger al eens heb gezegd, namelijk dat wij dankbaar moeten zijn dat de bestuurders van deze stad in de zestiger jaren, zo tussen 1960 en 1964, zo vooruit ziend zijn geweest de wijkverwarming in Breda zo vroegtijdig te intro duceren. Ik geloof dat daarmee inderdaad een groot goed is geschapen, al is later gebleken dat er aan dit grote goed een aantal feilen kleefde. Ik wil nog even terugkomen op de commissies. Zij hebben vrucht baar werk verricht in vele vergaderingen, waarvan steeds duidelijke notulen en verslagen zijn gemaakt, die mede hebben bijgedragen tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 623